
en 1 1 5 ) , 8642 mark 1 ons 3 eng., waarvan in de bus 4 mark. Toch ts niettegenstaande
deze aanzienlijke hoeveelheid, die munt nu hoogst zeldzaam.
N°. 59. Rijksdaalders, gelijk hij in 1586 naar de ordonnantie van. Leycester 00k had ge-
slagen, en
N°. 60. Halve Rijksdaalders van dien type (de zes wapens in één- schild). Van deze beide
soorten sloeg hij 14416 mark 1 ons, waaronder deze munt met het jaartal 1593 (N°. 69),
wel mede begrepen zal zijn.”
N°. 61. Twintigste Reaäl; deze komt voor in dezen tgd met de jaartallen 1588 en 1590.
De eerste* kan dus in zijne vorige bus begrepén zijn. Nu had hij er van vervaardigd 250
mark 7 ons 13 eng.
N°. 62. Ducaat met het Manneken, en op de andere zijde ‘de letteren, gelijk de instructie
zegt. Hiervan ken ik tusschen 1588 en 1593 slechts die met het jaartal 1591. Onder de
•gemunte 141904 stuks, waarvan er 280 in de bus waren, zijn 00k begrepen de andere duca-
ten N°. 55 , 5<s en 57.
N°. 63. Köper en duit, welke mij nog niet voorkwam. Hij vervaardigde er 690 mark van,
waar a f ging 13 mark aan cisalién.
Hij sloeg mede nog, op de instructie van 4 Januari 1589, en wel na 12 Februari 1591,
Geldersche rijksdaalders „mitten Bourgoinschen Cruise” , waarvan mij voorkwamen:
N°. 64. Kruisdaalder, met jaartal 1591.
N°. 65. Halve idem, met jaartal 1591.
N?. 66. Kruisdaalder, met jaartal 1592.
N°. 67. Halve idem, met jaartal 1592.
N°. 68. Kruisdaalder, met jaartal 1593.
In het getieel sloeg hij hiervan te zamen, van 3 Augustus 1588 tot 1 Augustus 1593,
46341 mark 3 ons, waaraf voor essaai 4 mark.
N°. 69. Nederlandsche rijksdaalders, gelijk hij in 1590 had geslagen, vervaardigde hij
mede in 1593. Het aantal vervaardigden kan moeijelijk opgegeven worden, want het is
onzeker o f die van 1593 in. deze rekening verantwoord werden (zie N°. 59), o f in de
volgende (zie N°.. 90).
Hij had in deze jaren 00k vreemd koperengeld gemunt, en wel 820 mark, waarvoor hij
aan de provincie i x/2 stuiver per mark aan sleischät betaalde. Als ijzersnijders komen voor
Goessen Sluijsken en Gerardt van Bylaer. Al de pointsoenen van de opgenoemde munten,
waren door Sluijsken vervaardigd. Hij ontving voor de ponsoenen van den Gelderschen
heelen en halven daalder (N°. 58, de halve is mij onbekend) 48 gülden, de beide ducaten
„soe van het liebvrouken, als van ’ tleeuwken” (N°. 55 en 57) 20 gülden, voor de koperen
munt (N°. 63) 6 gülden, voor den dubbeloen (N°. 54) 24 gülden, den halven idem, (mij
onbekend) 12 gülden, den daalder met den dubbelen arend (N°. 38?) 12 g ., den heelen en
halven daalder met die pijlkens (N°. 48 en 50) elk 12 g ., het ducaetgen met de letteren
*) Aangesteld; 28 November 1588; zie Register op het Archief van het voormalig Hof van Gelre en Zut-
phen, bladz. 36.7. Hg overleed 7 November 159a.