
Compagnien in verschillende steden van Holland en Zeeland, op Oost-Indien handelende,
tot één ligchaam werden gebragt, als wanneer het wapen van Amsterdam op het geld van
al deze geassocieerde steden, „oneigen” werd gevonden.
Immers men vindt, dat op 23 Maart 1601, op'verzoek van die kooplieden, de heeren
Gecommitteerde'n eenige verandering in het gehalte en gewigt van dien penning hebben gemaakt,
en, bij Résolutie van 4 April van dat jaar, geapprobeerd de instructie welke deze
kooplieden voor den muntmeester hadden opgesteld, en aan hun Ed. Mog. ter goedkeuring
gepresenteerd. De muntslag van dat geld had dus niet, gelijk wel eens werd voorgegeven,
op 1 Maart 1601, slechts eenige uren geduurd.
De Directie van de Compagnie zag in den muntslag van ducatons geen gevaar voor te
groote terugzending uit Indien, daar dié dáár hooger gangbaar waren, en dus niemand ze
naar hier zoude zenden. Vroeger had men den ducaton op Batavia eens gestempelt met
een klein merk van de Compagnie, hetwelk de Chinezen evenwel spoedig hadden nage-
bootst, waardoor die stempeling niet werd doorgezet. Men had evenwel nooit vernomen
dat die geStempelde ducatons naar het Vaderland waren gekomen.
De Generaals van de munt adviseerden günstig (den 28sten Aug. 1727) op dit verzoek,
maar gaven in bedenking, de uitdrukkelijke bepaling te maken, dat de vaderlandsche
ducatons in den handel op Batavia en elders, in hun geheel moesten. gelaten worden,
de muntmeesters van de verschillende gewesten vöor niemand dan voor de Compagnie de
bedoelde ducatons zouden mögen slaan, en eindelijk dat gemelde muntslag over al de gewesten
zoude worden verdeeld, en daardoor al de muntmeesters in dat voorregt en voordeel
zouden deelen.
Den 7den October, 1727 werd door de Staten-Generaal alsnu het verzoek van de Compagnie
ingewilligd. 0
De Compagnie zoude gehouden wezen de uitgegevene ducatons altijd weer in te wisselen,
tot den prijs waartoe ze gangbaar waren gesteld.
Eerst in 1738 gelukte het. den muntmeester van Gelderland eene commissie tot het slaan
van ducatons te bekomen. 3)
Wat mij bekend is geworden, als geslagen voor de Compagnie, volgt hierna.
1) Vergeljjk met het hiervoren naar stukken uit het Muntarchief medegedeelde, N e t s ch e r & v a n d e r
C h i j s , bl. 43. f f
a) In 1731 waren er in Gelderland reeds duiten voor de Compagnie geslagen, waartoe het koper uit
Keulen was aangevoerd.