
de# nieüwe munten waren overgezonden, om in de diverse munthuîzen gebruikt te worden. Uit
eene bij läge tot dien brief blijkt, dat daärvoor de volgende beeldenaar was vastgesteld: „Vécu
d'or, tenant en alöij XXII karats et urig tiers, et de LXXI ët trois quarts en prix un marcq
de Troije, et le demi dalre, de dix deniers en alloy, et de XIIII et 9/33 en poix un marcq de
Troije; l’ éCü d’ung coste avecq les armes de son Alteze escartellés avecq celles de telle province
ou icelluy se forgera, et de l’ autre coste ürie croix droite, et sur le demi dalre l’ effigie
de.son Alteze d’ung coste, et les armes comme dicte de l’autre, usant de l’ inscription sur les
deux pieehes, savoir du coste de l’escuson de l’escu, et de l’ effigie du demy dalre, du nom de
son Alteze avecq tilt-ré de lad* province ou ainsi l’on les forgera, et du coste de la croix
d’ ixeluy eseu, et escusson du dèmy dalre, ces mots: a e t e r n v m m e d i t a n s d e c v s . ”
Eën halve daaldfer voor Braband, op dezen type geslagen, is afgebeeld bij v. Loon, Historie-
penningen i° d. bladZ. 321 N°. 2 , met het jaartal 1582. Deze munt met het jaàrtal 1583
komt voor Cat. Geelhand N°. 1462 , terwijl die van 1584 wordt vermeld Catal. de Jonghe
n°. 323. Serrure zègt in de Notice sur le Cabinet monétaire de S. A. le prince de Ligne,
bladz. 167, dat er munten van Anjou voorkomen met het jaartàl 1585. Daar hij 1 Juni 1584
overleed, zijn die na zijn dood geslagen. Reeds bij eené propositie, onder dagteëkening van
5 Mëi 1582* was door den Hertog van Braband (Anjou) „mitt advys des Raets van Staten
die daërop gehoort hebben die van der finantz und Generaal van der munt” , eën voorstel
aangaande het herstel van het muntwezen gedaan. Hij sloeg voor, het getal munthüizen terug
te brengen op dat, in 1489 vastgesteld, te weten zes, en wel in Braband, Gelderland, Vlaan-
deren, Holland, Zeeland en Utrecht; voorts om den prijs waarvoor het geld hier loop zoude
hebben, te brengen in correspondence. met Frankrijk, daar volgens henr, er groot verlies ge-
leden werd op de specien, door hem en zijn gevölg uit Frankrijk te ontvangen. Alle oude
ijzers moesten onmiddelijk worden ingetrokken, en een aanvang gemaakt worden met de ver-
vaardiging van Kroonen, Franken o f Testoeneh, Stuivers en andere munten op den voet van
Frankrijk, en eindelijk de oude evaluatiè van 1579 behouden. Deze bepalingen vondenhevige
tegenkanting in Gelderland en Zutphen, en er werd door de Staten-van dat gewest eene
uitvoerige Résolu tie daartegen opgesteld, waarvan hier de hoofiiinhoud volgt: ^Aengaende
tgetall der Munten , by deselve propositie vermelt, dunckt onder correctie sijne Hoicht ende
gemeine landen genoechsam te sullen geaccommodeert sijn mit viff Munten, als eene in Brabant,
Gelderlandt, Vlaenderen, Hollt ende Utrecht, achterlatende die van Zeelandt, van
geen betere natuur sijnde dan alle d’andere by die vursz. propositie geexcludeert,” en zulks
bij wijze van voorloöpigen maatregel, terwijl aan de andere munten van provinciën, steden
en particulière heeren, dan gelegenheid kon gegeven worden hun regt op eene munt te
bewijzen..
Wat aangaat den koers van het geld, geven zij in bedenking den midden weg te kiezen
tusschën de bepaling van 1579 „ ’twelck geseit werdt by eenige provinciën geëxcedeert te
sijn, ende in der waerheit bij alle denselven, geen uthgesondert? geinfringeerd, ende oick by
eenige van beginne noit aengenomen is geweest,” en de tegenwoordige waarde, daar anders
al de speciën den vijand toegevoerd zullen worden ; „äengaende die correspondencie van
Frankrijk ende conformiteit van de leste ordonnantie aldaer gemaeckt, dunckt onder cor-
rectie dat men seer qualick eenich verbont öfte alliancie in diesen mit dien van Frankrijk off