( m
ken,” waarvan aan cîsaliën 35 penn., en in de *bus 6 penn. refit 2271 penn. = 31 mark 5
ons 4 eng. 8r/3 aas o f fijn 29 m. 9 kan S I gr., à 16 stuiv. voor „Seignorage” is 23 g. 10
stuivi? ‘17 m. Mij is geene andere kroon voorgekomen dan met het jaartal 1572 (v . d. Chijs
pl. 24 N°. 1).
Aan halve goudè croonen houdende 18 kar., in de snede 70^8, de quantiteit van 546
stuks, waarvan aan cisaliën 10 penn. en in de bus 2 p., rest 534 stuks o f 7 mark 4 ons 18
eng. I2 i /2 aas, o f fijn 5 mark 17 kar., 1 1/3 gr. De sleisehat bedroeg ad 6 stuivers,' 1 g .,
14 stuiv. 18 m. Deze muntsoort wordt in die rekening 00k genoemd halve gouden reaal, en
is dus die, afgebeeld bij v. d. Chijs pl. *24 N°.«3 en 4. Onjuist is dus de bemerking van
v. d. Chijs, dat zij na 1567 niet meer in de rekening voorkomt.
Aan Phs. Daelders,
allooi 10 penn., in de snede y9¡64» de quantiteit van 2171 mark 4 ons 2 eng., waarvan aan
eisaliën 36 m. 1 ons, en in de bus 74 pen. maakt 2137 m. 3 ons 2 eng., waarvan de sleisehat
ad 1 stuiv. bedroeg 89 g. i st. 7 m.
Het laatste jaartal dat mij op Geldersche Philipsdaalders voorkwam, is . 1576 (v . d. Chijs
pl. 25 N°. 14). Deze munt met het jaartal 1580 (zie N°. 17 ) kwam mij in nàtura nog
niet voor.
Aan Halve Phs. Daelders,
allooi 10 penn., in de snede 14 ^ en If39, de quantiteit van 7x6 m. 17 eng. o f zuivér 705
m. 7 ons 17 eng., 'waarvan de-sleisehat ad 1 stuiv. bedroeg 29 g. 8 st. 15.'
•Deze munt komt voor met het jaartal 1575 bij v. d. Chijs pl. 26 N°. 18; met 1576 berust
een exemplaâr in. het Kabinet R jjn b en d e .
Aan Vijfde Phs. Daelders,
allooi 10 penn. , in de snede 35*/;,, I/g,: x\*6 en I/«4., de quantiteit van 95 mark o f zuiver
93 m. 2 ons 19 engh 21*9/33 aas, waarvan de sleisehat ad 1 siûiv. is 3 g. 17 st. 38.
Dit stük kwam mij met geen later jaartal voor dan 1572. (Zie v. d. Chijs pl. 27 N°. 27.)
Aan twintigsfe Phs. Daelders,
allooi 5 penn., in de snede 721/73 en */433 de quantiteit van 233 m. 3 ons'7 eng., o f zuiver
229 m. 2 ons 17 eng. f | | aas, waarvan de sleisehat ad 1 stüiv. bedroeg 4 g. 15 st. 21.
Deze munt is mij slechts met hét jaartal 1571 bekend (y. d. Chijs pl. 28 N°. *40).
Aan veertigsie Phs. Daelders,
allooi 5 penn., in de snede 1431/36 en x/k0i6> de quantiteit van 40 mark 3" ons, o f zuiver 391
m. 6 ons 15 eng.. 14^4 aas, waarvan de sleisehat bedroeg ad 1 stuiv., 16 stuiv. 29 m.
Ook deze munt ken ik niet anders dan met het jaartal 1571 (jzie v. d. Chijs N°. 41);
De geheele ontvangst van deze muntbus bedroeg. 2401 g. 11 st. 71 Uit deze rekening
blijkt voorts nog dat Albert van der Walle waardijn was op een gage van 72 gulden ; na
zijn dood (23 Juli 1575) werd zijne functie waârgenomeri door den essayeur Jan Willemsen
de Vrijes, en later (5 Maart 1578) door Jacob de Claer. Aïs yzersnyder werd op 16 October
1575 Hendrik Noster • aangesteld.
Nadat de bekende Unie van Utrecht gesloten was, besloten de Staten van Gelderland in
1579: „de munte mit allen aencleven van dien aen sich te nemén, die officieren van hairen
voirgaen. eedt (aan den Koning van Spanje) te ontslaen, en in eede derselver lantschappe