
bekka Christina Franken, vroeger goud- en zilversmid te Dordrecht. Het munt- en woon-
huis bleef het eigendom van de Dpmeinen, terwijl de muntmeester het kosteloos mögt be-
wonen. Het onderhoud van het woonhuis en van de gereedschappen kwara voor een derde
gedeelte voor zijne rekening.
Slechts zeer kort nam de Vos zijn ambt waar, en vele waren de klagten die tegen hem
inkwamen. De waardijn van Griethuysen betuigde dat hij van 1704 af, toen hij waardijn
werd, nimmer zooveel onaangenäamheden had gehad als met de Vos. In het laatst van 1731
besloten daarom H. en R. de Vos af te zetten, in te gaan den laatsten Februari 1732,
wegens gebrek en zwakte naar ligchaam en geest. Naar aanleiding van beslaglegging door
zijne talrijke crediteuren, op de goederen van de Vos, ontstonden in dit jaar ernstige onaan-
genaamheden met den Magistraat van Harderwijk, over de jurisdictie van de munt. Zijne
muntbus, bevattende het gewerkte van 11 Juli 1730 tot 8' Juni 173 1, werd geopend 15
Augustus 1735, de sleischat voor de provintie bedroeg f 1620— 5— 29*/*. Hij had ver-
vaardigd:
Nederlandsche gouden ducaten, 85170 stuks, waarvan 170 in de bus werden bevonden
(N°. 41p)-
Nederlandsche zilveren rijders, 124152 stuks, met 590 buspenningen (N°. 420), en
Nederlandsche guldens, deze tusschen 5 September en 29 October 1730, 2323 stuks, met
5 buspenningen (N°. 421).
In Maart 1731 reeds was er door Gelderland op aangedrongen, en zelfs de tusschenkomst
van de Staten-Generaal ingeroepen, dat de O. I. Compagnie 00k in dat gewest 1) eenige
ducatons zoude doen munten. Eerst in Mei 1733, nadat 00k Overijssel dat voorregt had
gereclameerd, berigtte de Compagnie dat zij dat verzoek in ernstige overweging zoude
nemen, en gaf daaraan eenige jaren later dan 00k gevolg. Ik vind wel aangeteekend dat
Hof en Rekenkamer de Vos toestemming gaven tot het munten van 30000 ducatons voor
de Compagnie, maar de order daartoe van de -Compagnie zelve bleef uit. Wel sloeg hij,
na vergunning van H. en R . in dato 16 April 173 1, koperen duiten, a) waartoe Barck-
huijsen de Stempels sneed. Hij. vervaardigde er 19892 Nederlandsche ponden van, op een
gewigt van 78 ä 79 in het mark. Genoemde ijzersnijder had in 1731 00k nieuwe Stempels
vervaardigd voor den gouden ducaat. Na het overlijden van Rijck Emants was Arent Emants
als essayeur aangesteld (15 Januari 1731). -
Men schijnt in 1731 reeds over het muntmeesterschap onderhandeld te hebben met Mar-
tinus Holtzhey, Althans mij kwam een stuk voor, getiteld „Separate articulen bij Hof en
Rekenkamer den i4dea November 1731 gearresteerd, om te dienen voor den nieuwen aan-
gestelden muntmeester Martinus Holtzhey, bevattende in tien artikelen een ontwerp-accoord.”
Er kwam evenwel niet van; maar Johan Hensbergen, een zwager van C. H. Cramer, werd
aangesteld en wel den I4den November 1731. Toen hij in Maart 1732 zijne betrekking
O Resolutie van de St.-Gen., 7 October 1727, was aan genoemde Compagnie vergunning verleend tot
den muntslag onder het wapen der Unie, maar met het bepaalde merk der Compagnie. Zie hierachter, bij
de opnoeming van de mij vooigekomene mupten, voor de Compagnie geslagen in Gelderland,
a) Deze waren dus voor de O. I. Compagnie.