
andere doen vervaardigen. De steden vroegen schriftelijk het bedrag duiten aan, dat zij
voor den omloop verlangden, en wel Zutphen van f rooo.— , Nijmegen en Harderwijk beide
/ 500.— , Arnhem / 435.— , Doesburg f 300.— , Doetinchem f ¿00.— , Lochern en Wage-
ningen, elk f 100— .
Cramers tweede bus, bevattende het geslagene tusschen 20 November 1717 en 20 September
1721, werd 23 September 1721 geopend en toonde aan dat er waren gewerkt:
Nederlandsche gouden ducaten, 886 mark, waarvan in de bus 127 stuks (N°. 409).
Nederlandsche zilveren rjjders, 157148 mark, met 5236 buspenningen (N°. 415).
Nederlandsche drieguldens, tusschen 13 en 24 Mei 1721, 8472 mark, waarvan in de bus
284 stuks (N°. 416).
Nederlandsche guldens, 84243 mark, met 4218 buspenningen (N°. 413).
Als ijzersnijder wordt nu genoemd Jan Bernard Barghuijs (aangesteld 26 Maart 1719).
Hij had reeds eenige jaren het ambt waargenomen, na den dood van Benningh. In 1717
had hij, om zijne bekwaamheid te toonen, uit de vuist en zonder behulp van ponsoenen,
den Stempel van een Staten-gulden gesneden. Voorts heeft hij vervaardigd de proeven van
duiten, ducaten, ducatons en den medaillestempel. Deze penning op de muntbusopening is
nög onuitgegeven, en bevindt zieh in zilver in mijne verzameling. Op de voorzijde de type
van de munt: de Nederlandsche maagd met speer en vrijheidshoed, steunende op den Bijbel
die op een altaar Staat. In de afsnede het teeken, de kraanvogel, van den muntmeester; h a n c
t v em v r— h a c n it im v r . Keerzijde het gekroonde wapenschild van Gelderland met twee
leeuwen tot schildhouders, waaronder in zeven regels: d u c a tu s g e l r l/ e &— c om i ta tü s
ZUTPHANI/E— ÄQUITAS ET IUSTITIA— CONSERVATA CIRCA— REM MONETALEM— *HARDERV : * —
MDCCXXI.
Deze zelfde Stempel, slechts met verandering van jaartal, werd gebruikt bij zijne derde
muntbusopening, welke 1 December 1723 plaats had. *) Toen waren geslagen tusschen 9
October 1721 en 4 Augustus 1723: a)
Nederlandsche zilveren rijders, 47877 mark, waarvan in de bus 1593 stuks (N°. 415).
Nederlandsche guldens, 19861 mark, met 994 buspenningen (N°. 417).
Uit eene nog aanwezige afrekening blijkt het dat Cramer tot 15 November 1724, toen
zijn opvolger werd benoemd, 3) niets meer gewerkt heeft. Deze opvolger was A. H. Feith,
die, gelijk wij zagen, het munthuis van Cramer had gekocht. Mij kwam in handen eene
briefwisseling van den Harder wij kschen Burgemeester A. van Westerfeit met de Rekenkamer,
over den verkoop van het woon- en werkhuis van de munt in de Smeepoortstraat. Hij
(Westerfeit) kocht die (in 172-8) van Dr. Arnold Henrick Feith en zijne vrouw Anna
Rnöll , 4) met stallingen, mitsgaders muntgereedschappen, voor de Rekenkamer en de Domeinen.
Nog kocht hij daarbij van Judic Margaretha Wilbrenninck, weduwe van Johan
. *) •Deze is afgebeelji in het Vervolg op van Loon, N°. 4 3 , en mede in mijne verzameling aanwezig.
§! Er waren in deze jaren in Gelderland en omstreken eene zoo groote menigte Kleefsehe guldens en andere
kleinere munten in ömloop, dat de St.-Generaal die bij placcaat van 21 Juli 17 2 3 moesten verbieden.
3) Hij schijnt muntmeester van Overijssel te zijn geworden.
4) Mogelijk verwant aan den Njjmeegschen muntmeester van dien naam.