
sleischat 12 stuivers” . *) Hij mögt 00k halve dubbeloenen op dezen type slaan. Voorts „Gelder
sc he goltguldens, dairop sai cpmen te staen aen die eene sijde idt wapen des Furstendombs
Gel re ende Graefschaps Zutphen in twee onderscheydelicke Schilden inet een heim boven daer
op, en daer onder de letteren g s t ; ende op d’ander sijde een cruijs, ende tusschen de armen
van ’ t cruijs die wapenen van vier hoiFsteden, met het ommeschrift oick aen d’eene sijde mo:
a v r : d v : g e l : e t c o z v t ad l e g : imp: en aen d’ ander sijde: d e vs c o n s t i t v i t e t t r a n s f
e r t r e g n a , houdende 18 kar. 5 gr., en van 75 in de suede, remedie 1% gr. 1% eng.,
sleischat 12 stuivers.”
Gelder sehe rijksdaalders, met die wapen van Gelderlant aen d’ eene sijde, en aen d’ander
sijde een mans borstbeelt, gewapent met een swaert in de hand, met de omschriften mo :
n o v a : a r g : d v c a t v 9 g e l r i a e & c om i ta t v 9 z v tp h a n ia e en devs c o n s t i t v i t & t r a n s f
e r t r e g n a , houdende 10 p. 14 gr., in de snede 8 remedie % gr. x/a eng., sleischat
2 gr. vl., de halve rijksdaalders naar advenant.
Geldersche stuivers, 3) waarvan de type niet wordt beschreven, op een allooi van 3 penn.,
in de snede 120, remedie i*/a gr. 2 eng., sleischat 1 sch. 4 gr.
Halve stuivers, waarvan de type almede niet wordt opgegeven, allooi 3 penn., in de snede
240, remedie 3 gr. 4 eng., sleischat 1 sch.. 4 gr., en „koperen munte o f deute van gelicken
gewicht ende opt selve patroon, doch op d’ eene sijde het omschrift: de vs c o n s t i t v i t &
t r a n s f e r t r e g n a , als hy die voorheen van wegen deser Landtschap gemaeckt heeft, te
weten van 80 int marck, remedie 6 stuks per mark, sleischat 1 stuiv. 6 m.”
Den laatsten December 1594 3) volgde hierop eene instructie voor een’ Nederlandschen
ducaet, houdende in allooi 23 karaat 8 gr., in de snede 70 stuks, remedie 1 gr. gjjg eng.,
koers van uitgifte 11 sch. 4 gr., sleischat 1 sch. 8 gr.
Nederlandsche Rijksdaalder, allooi 10 penn. 16 gr., in de snede 8s/I2, remedie 1 gr. 1
eng., koers 7 sch. 6 gr., sleischat 2 gr. v l., halve- en vierdedeelen naar advenant.
Een andere zilveren pennirig in harde materie, houdende in allooi 5 'p . fijn silvers, in de
snede 71 s/8, remedie i z/a gr. i z/a eng., koers 5 gr. v l., sleischat 5 gr. Dit is het twinligste
Rea a l (N°. 95).
Een stuiv er, houdende in allooi 5 penn., in de snède 180, remedie 2 g r., 2 eng., koers
2 gr., sleischat 2 gr. vl. Deze munt komt als een vijftigste van den Reaal voor onder
N°. 98*.
1) Deze verordening is 00k, maar niet geheel naauwkeurig, medegedeeld door G. van Hasselt in zijne
Geldersehe Öudheden, i« dl. bladz. 98. De verkortingen in de omschriften zijn door mij wédergegeven,
juist zóó als ik ze in officicele geljjkdjdige stukken vond, daar ik geene vrjiheid vond daarin veranderingen
te brengen, evenmin als in de onregelmatige plaatsing van stippen tusschen de woorden. Hoe het omschrift
in zuiver lacjjn moet wezen, kan ieder deskundige nagaan.
2) Deze muntslag was hoogstwaarschijnlijk een gevolg van het voornemen dat men in 1:5.93 in Holland
had, om stuivers, halve stuivers en duiten te slaan (Resol. H. en W.-Fr. 6 Sept. 1593).
3) Bljjkens een advjjs van de Generaalmeesters aan de Staten-Generaal, dato 7 December 1594, was er
sprake van het munten -in de vereenigde gewesten van dübbele en tv/eedubbele gouden Nobels, met twee-
dubbele ducaten of ducaten van vieren. Van dezen muntslag is niets gekomen, gelijk uit de Ordonnantie
van 31’ December 1594 bljjkt.