
In Overijssel had de muntmeester C. H. Cramer niet gewerkt, noch rijders noch ducaten.
In Gdderland was gewerkt voor de Unie op 4 Februari 1749, 14 mark halve, „per ordre
van haar Ed* Mo. van ’ t Hof van Getdre en Graafschap Zutphen” , van 1 Sept. 1750 tot
9 Feb. 1751 , 362 mark halve en 1594 mark heele rijders * dus te zamen 1970 mark.
Er werd nog eenigen tijd in overweging genomen o f de'slag van heele en halve rijders
ook voòr partieulieren zoude opengesteld worden, maar daarvan kwam niet* Holtzhey
vroeg 6 October 1751 aan Hof en Rekenkamer. vergunning zoolang te mögen slaan als
andere gewesten, daar hij veel minder had ver wer kt dan zijne ambtgenooten. Wat de
hiervorengemelde permissie voor de Graafschap Zutphen, gegeven aan den Utrechtschen
.muntmeester behelsde, weet ik niet.
Door de Staten-Generaal werd 3 November 1751 de intrekking van de Stempels bevolen,
en den i5 den en 2,3sten dier maand door Holtzhey daaraan gevolg gegeven, gelijk mede door
de muntmeesters van Holland, Westfriesland en Utrecht. In Zeeland en Overijssel waren
geene rijders, geslagen. De Stempels werden door een daarop ingeslagen kruis infructueus
gemaakt. In *Mei .1760 zond de muntkamer deze ijzers terug, ten einde ze voor den muntslag
van andere speciè’n bekwaam konden gemaakt worden.
Gouden ducaten, mede op den voet van 1606, remedie 1 gr. 1 eng., van 13 Mei 1749
toty28 Juni 1750, 535 mark (N°. 450).
Nederlandsche zilveren ducaten, gelijk vroeger, rèmedie 1 gr. 1 eng., van 19 Mei 1749
tot 15 Juni 1750 , 40495 mark (N°. 453).
Door George Lodewijk Rutz *) waren de Stempels gesneden voor heele en halve gouden
rijders, gouden ducaten, zilveren ducaten en guldens, *) welke laatste muntsoort in dezen
tijd niet geslagen is. De penning bij deze busopening geslagen, was door M. Holtzhey gesneden;
hij- is afgebeeld. Vervolg: op van Loon, N°. 407. Voorz.-: de type van den dueaton,
zijnde een geharnasde regtsgekeerde ruiter. Onder het päard.het gekroonde wapen van Gelderland,
waarnevens het teeken van Holtzhey; (een valkenier) pro p a t r ia pvgno. Keerz.
twee zetelSj de eene onbezet, op de andere èene vrouw met een sleutel in de hand, vóór
haar eene geldkist, nevens haar een rüstende leeuw met een schild, waarop s.p.q ;g.z , om-
schrift : svb- g v b ern a tr ic e t v t i . In de afsnede: rebvs a magistro monetæ— feligiter
PERACTIS HSOG ‘CE TESTATVR HARDE— -ROV1CI. I. SEPT. MDCGLII.
Hei stuk berandt zichi in zilvec in mijne verzamelmg. De muntmaaltijd kostte / 3Ä9— 17,
waarpnder f la i^ ios i-.S .voor, wijn. Als waardijn kamt nog voor van Giiethuijsen, die
dikwijls overa (Holtzhey b i j .t to f en Rekenkamer klagten inbragt, hetgeen wederkeerig ook
geschiedde, vooral .naar aanletding van het slaan van zilveren en koperen duiten, hetgeen
eene particulière zaak van den muntmeester was. Het blcek mij dat deze vele verbeteringen
in de machinerien der munt invoerde, maar tevens daar meer gezag wilde uitoefenen dan
hem toegestaan kon worden.. Eiders wordt Holtzhey genoemd, iemand van ongemakkelflk
humeur, doch van beproefäe eeriijkheid. Hij had veel vermaak in het medaUlelsnijden, waar-
*) Deze was 20. December 1749 aangesteld tot justeermeester. Hij overleed in 1750 o f 1751.
Van den. halven gulden (DJ°. 4.56) in 1751, wordt dus geen gewag gemaakt.