
g e l r ic æ — e t zvTPHANiENSis— iv d ic io I V f a c t o — c v d i , c v r a v i t — c . c. n o v isa d i , daaronder
1 V o o r z . in de afsnede nog t . i . w . f . Verzameling d e V o o g t .
Als essayeur wordt genoemd Marten Hendrik Lohse.
Tijdens het muntmeesterschap van'Novisadi vonden dé Staten van Gelderland het wederom
noodig den invoer van duiten te yerbieden bij grootere hoèveelheid dan van zes stuivers,
en wel bij placcaten van 19 December 1769 en 18 October 1770. Bij laatstgemeld placcaat
werd tevens vastgesteld dat geene dan Geldersche duiten gangbaar zouden zijn. x) : :
Nög kwam mij een brief voor van den muntmeester, van 5 Maart 1772, met bijgevoegde
memorie, waaruit bleek dat toen niet anders dan met verlies kon worden gewerkt. Op 100
mark goud, houdende 23 karaat 7 grein (d; i. den voet van den ducaat) werd verloren
f 55— 1— 2, het mark fijn gerekend op f 355.— , en op 100Ô mark zilver van 10 penningen
10 grein (d. i. den voet van den zilveren ducaat) werd verloren / 20— 4, het mark fijn
zilver gerekend op f
Gelijk wij hiervoren zagen, werd Novisadi in 1776 ontslagen. Vreemd mag het genoemd
worden dat hij zoolang nog in functie bleef, daar het in 1763 toch overtuigend was geble-
ken dat hij sommige partijen zilveren ducaten en guldens opzettelijk te ligt had vervaardigd;
hiermede maakte hij dan, dat de zakken met die speciën gevuld, nimmer meer wogen dan ze
strikt moesten. Op de munt hadden -die ligtere plaatjes den naam van marraotten. In de
Couranten volgde spoedig eene oproeping . tot het vervullen van zijne betrekking, waartoe
zieh even wel niet spoedig een liefhebber opdeed.
Eindelijk meldde zieh als zoodanig aan Marten Hendrik Lohse, vroeger als essayeur aan
dé munt verbonden. Hij werd bij acte van 18 December 1782 door den prins Erfstadhouder
en bij acte van den 28sten daaropvolgende door de Staten van Gelre enZutphen , aangesteld en
den 30^“ dier maand beëedigd. De médaillé op zijne aanvaarding van het ambt, afgebeeld in
het Vervolg op van Loon, N°. 577» vindt men nog in goud en zilver, en is in laatstgenoemd
me'taal in mijne verzameling. Voorz. : de geregtigheid met weegschaal en hoorn van overvloëd,
omschrift: p e c v n ia n o n d e e r i t . iv s t it ia m c o l e n t ib v s . Keerz.: m . h. lo h se— a; m. d . c c ;
l x x x i i .:— OFFic iN . m o n e t .— g e l r . z v t p h .— m a g . e l e c t o . In 1786 werden hem de hiervoör
gëmaakte onkosten, ten bedrage van / 1500.— , teruggegeven.
Vier muntbussen werden van hem geopend. Vöör de opgave van het door hem geslagene
volgen hier de bijzondërheden, die ik nog vond, aangaande de Geldersche munt in dezen tijd.
In Februari 1783 verzocht de waardijn W. de Meester „opdat voldaan konde worden aan
de order van de muntkamer te ’sHagé, van 13 Januari’ 11., dat alle balansen ter reparatie
naar Amsterdam mogten gezonden worden, opdat volgens de instructie van H. H. M. van
1 Augustus 1749 allé geldspeciën, en vooral de gouden ducaat, gelijkwigtig konden geslagen
worden;” 00k vroeg hij.völdoeriing aan het dertiende artikel van de muntmeesters-iristructie:
„dat alle pointen en articulen worden geschrevert op fransijn, en seekere kaarten om deselve
gestadiglijk hangende té hebben in dé werkhuizen en de muntkamer, opdat niemand daarvan
1) Ik vond geene bqzonderheden aangaande de duiten, die in 1771 op de Geldersche muntvoorGroningen
en Ommelanden zijn geslagen.