
I.
— N°. 483. Anno 1760. Nederlandtche dubbele ducaat.
Geiyk N ° . 4 76. Goud; Kab. R i jn b e n d e , d e V o o g t , Koninklijk Kabinet.
^ TV0, 484. Anno 1760. Nederlandsche ducaat.
Gelijk N°. 4 7 4 . Goud; Muntcollegie, Kab. R o e s t .
N°. 485. Anno 1 7 6 0 . Nederlandtche rijder.
Type van N°. 451, bet muntteeken boven den arm van den ruiter, de kroon op de voor-
zijde op het wapen onder den ruiter, nu open; 14— GL. Voorz.: m o : a u r : p r o : c o n -
f c e d :— b e l g : g e l d r i a . Keerz.: C o n c o r d i a , r e s . p a r v a . c r e s c u n t . Goud; Muntcollegie,
Kab. R o e s t , Koninklijk Kabinet. (PI* ^ ^ 1 ^°* ^ 0
Geslagen krachtens de Renovatie van de Ordonnantie van 1750, door de Staten-Generaal
in 1759 uitgevaardigd. Er was nog altijd eene menigte te ligt goud in den omloop geble-
ven, hetwelk men hoopte door het in omloop brengen van een penning van onveranderiijke
waarde, te verdringen. Er werd voorloopig toegestaan een totaal bedrag van twaalf millioen
gulden te slaan, gelijkmatig over de acht bestaande munten te verdeelen, met vergunning
aan die gewesten wier munt stil stond, dat aandeel in eene andere provinciale munt te doen
vervaardigen. Het gehalte bleef 22 karaat 1 grein fijn goud, 16 grein fijn zilver, 7 grein
rood koper, met remedie van 1 grein.
De muntmeesters ontvingen streng verbod eenigen rijder te slaan voor „eenig particu-
lier, veel min voor eenen jood, welke autorisatie o f qualiteit dezelve zieh zoude mögen
toeschrijven.”
Bij Resolutie van 28 Mei 1760 werd door de Gedeputeerden van de Staten van Overijssel
aan den Gelderschen muntmeester den slag van de heele en halve rijders voor Overijssel op-
gedragen. Hij betaalde hiervoor aan die provincie f 4500.— en nam de oude ducaten aan
tegen f 366—,3 stuivers het mark.
■ In Augustus van dat jaar sloot hij een contract met de Regering van Groningen en Ommelanden,
waarbij hij aannam f 9000.— te betalen, voor de vergunning om voor dat gewest
heele en halve rijders te slaan. Men gaf hem de voorkeur boven zijn Utrechtschen collega;
de joden hadden slechts f 8500.— geboden. De kosten voor tie Stempels kwamen ten laste
van den muntmeester.
Er is door hem geslagen in 1760 op Gelderschen Stempel voor Overijssel 271 mark, en op
Overijsselschen Stempel 2186 mark, alsmede in 17dl op laatstgenoemden 1875 mark. Voor
Stad en Lande sloe'g hij in 1761, 7597 mark.
De Rijder voor Overijssel is a fgeb e eld V e r k a d e , pi. 1 3 4 N°. 5 en 6 , e n , zo om ed e de
halve,, voor Stad en Lande aldaar, pi. 179 N°. 1 e n 2. Op g en oemde mu n ten k om t h e t
muntteeken voor van Novisadi..
N°. 486. Anno 1760. Nederlandsche halve rijder.
Geheei de type van N°. 485, nu 7— GL. Goud; Muntcollegie, Kab. R o e s t , F o r k e r ,
Koninkl. Kabinet, Kab. d e V o o g t * (PL XVI N°. VII.)