
I « I
munt naar Harderwijk, als ijzersnijder was opgevolgd; maar daarop was niet gemunt. Ook
was er een Stempel 'geconcipieerd voor een dubbelen due a at en daarvan een afdruk op kar-
tonblad aan de Rekenkamer ingezonden, maar, daar de kooplieden die munt niet begeer-
den, was deze niet geslagen; aangaande het vierde deel van den Nobel, berigtte de munt-
meester dat in dien penning, op de andere munten geslagen, eenige fouten waren ingeslopeni*
en dat hij de Landschapsmunt niet tot schände willende malten, die munt niet vervaar-
digd had.
Voorts moest hij slaan Rijksdaalders9 o f wel Geldersche da alders, op den voet van het
gemeene Rijk, met de halve en vierde deelen, houdende 1,0;p. 16 gr., in de snede 83/s»
remedie 1 gr. i x/a eng., sleischat 2 gr. flier sloeg hij, van 15 Maart 1584 tot 20 Augustus
1586, er 15671 m. 5 ons 7 eng. van, o f zuiver 15482 m. 7 eng. Waarschijnlijk is de munt-
slag. van dit stuk in verband te brengen met een besluit, genomen op de Vergadering der
Gedeputeerden van de Geünieerde provincien, aan de Oostzijde van de Maas, van 21 April
15835 »rapport is genomen op den cours van het geld, ten einde *t zelveop eenen eenparigen
voet gang möge hebben, sonder dat nogtans eenige provincie eene nye penning sal mögen
slaan als bij bewilliging der Generaliteit, en zulks op de Generale Vergadering bij de Staten
Generaal besloten sal worden, latende midier tijt een ieder die Regalia van te munten heeftT
sijn frijheijt om te munten opte voet van ’ tR ijck , bevindende des nyetemin nodig en goed
dat het placcaat op de Haagemunte op nieuw sal worden gepubliceerd en striktelijk sonder
eenige conniventie. onderholden.” Gelijk besluit werd genomen in de Vergadering van 2
Juli 1583.
Als bewijs voor de goede zorg die Hof en Rekenkamer hadden voor, het muntwezen,
diene de volgende aanteekening, getrokken uit eene Memorie, op den Landdag in Septem-1
ber 1584, bij die van de Rekeninge ingeleverd, „ ’ t is een yder genoich notoir dat it gelt
alhier in Gelderlandt thot veele hoogere prijs gedrongen ende uitghegeven wordt dan in dye
omliggeS provintien, ’ t selve streckkefi is tot groothe onvermidelicke schaeden van dije onder-
daenen deses Furstendombs Gelre ende Graffschap Zutphen, ende soe dye van de.Reekenn
dye Gnaels van de munten van Brabant beschreve hebben mitten eersten hier binnen Arnhem
the kommen, om dye Busse van den Muntmr. Jacob Dercxz Halewijn the oepenen, ende
van etlicke peningen daerinne syn, prueve ende assaije te maecken, gelick men dat gewoentt
is, ende soe nyemant beter verstant en heeft opter prijs, weerde ende cours van ’ tgelt
dan dye Gnaels, sal daerome dije van der Landtschap gelieve eenige committeeren dye mitte
Gnaels voorsz. ende den Gnael deses Furstendoms (als dye gekomen sullen sijn) opten cours
van ’ tg e lt een ordonnan the maecken, ende tselve daerinne stellen omtrent als in dije aen-
liggen provincie geldende is.”
O f de onder N°. 38 beschrevene Daalder, met het borstbeeld van Rudolf, daaronder be-
grepen is , is wel waarschijnlijk, maar ik houd deze munt meer voor eene proefmunt, en
geloof dat men zieh bepaalde tot
N°. 39 en 41. Daalders met het Bourgondische kruis, en het jaartal 1584, welke munt
onder N°. 43 ook voorkomt met het jaartal 1585, en
N°. 40 en 42. Salve daalders, met het Bourgondische kruis.
Den 4 Augustus 1586 ontving Alewijn, naar aanleiding van het bekendfe placcaat van