
door hij de Munt zelve wel eens veronachtzaamde. In het jaar 1750 (22 December) zond
hij. aan H. en R . een „klein nieuwjaarspenningje, dat zijn zoon telken jare nieuw uifgeeft.”
In dat jaar klaagde de waardijn mede hevig over den herhaalden làst die de doodarme munt-
gezellen leden van de pachters der belastingen. Zij (de muntgezellen) . waren genoodzaakt,
ten einde in hun onderhoud te voorzien, allerlei bijbaantjes waar te nemen, als slager, tapper,
ketellapper, daglooner enz. De muntmeester klaagde dat de waardijn altijd uit rijden
was als hij aan de munt noodig was, en als hij eens eene enkele keer kwam, dan altijd
vloekende kwam aanzetten. Op het verzoek van Holtzhey werd hem 9 September 1752 door
H. K. H. Vrouwe Gouvernante, en den i i den October daaraanvoigende door Hof en. Rekenkamer,
zijn ontslag gegeven.
Op hem volgde Johan Cramer.1) Zijne benoeming ontving deze 1. November 1752 van
H. Koninkl. Hoogheid. Bij de aanvaarding van zijn ambt, in 1753, werd wederom. eene
médaillé uitgereikt, waarvan door B. van Swinderen de Stempels waren gesneden.. D i t -stuk,
in zilver bij mij aanwezig, is afgebeeld Vervolg van Loon, N°. 330,. Voorz.: drie geld-
kisten, waarachter een oranjeboom, en waarnevens Hercules en Minerva. O p 'de kjsten de
teekens van de zon, voor het goud, de maan voor het zilver, en van Venus voor het koper,
M o neta. Ge L r Iæ p a L L aD IIs. saC r a t a , in de afsnede harderovici. Op den-grond b. v. s.
Keerz. tusschen de wapens van Gelderland en van Cramer G ü bern atrici ,— C onsiliar : & —
III v ir : a e r a r : pu b l ic :— C u r an t ib :— Hoc. operis sui— A uspicium— D— L cramer M.
Het komt ook nog in gouden afslagen voor.
Cramer had 25 December 1753 twee teekeningen voor deze médaillé aan H. en R. ter keuz.e
gezonden. Den I2den Januari 1754 werd hem berigtdat.bovenstaande was gekozen, het opschrift
voor de keerzijde opgegeven, en gelast zijn naam met kleinere letters daarop te doen voorkomen.
In September 1757 werd aan van Swinderen voor het snijden van dit stuk / 75.— betaald.
Cramers eenige muntbus werd. geopend 10 Augustus 1757 , en het bleek dat hij geene andere
munt had geslagen dan
Nederlandsche zilveren ducaten, en . wel 26851 mark (N°.J 459)i 2) de sleischat bedroeg
/ 1 7 5 6 ^ 1 9 — 123/+. I
Men herinnere zieh dat van de duiten in den regel geene stukken werden - gebust. Hiervan
waren door hem ook geslagen. De ijzersnijder van Swinderen had ponsoenen gesneden
voor ducaten, ducatons, rijksdaalders, stuivers, duiten, twee. comptoir-zegels voor de Rekenkamer
en voor de médaillé op deze busopening, afgebeeld Vervolg van Loon, N°.. 340,
aanwezig in zilver in mijne verzameling. Voorz. wederom de type van den dueaton ; in de
afsnede het muntteeken van Cramer, pro patria— pugno. Keetz. het gekroonde wapen van
*y In welke betrekkmg hjj stond tot Coenraad Hendrik Cramer, die van 1714— 1724 muntmeester was,
weet ik niet. Hjj was gehuwd met Constantia Hensbergen, eene nicht van Johan Henshergen , den. gewe-
zen muntmeester. Over hem kwamen ook al klagten in , en wef dat hq niet vigilant genoeg was om orders
van kooplieden te zoeken, maar wachtte totdat men hem die bragt. Ook vergenoegde hjj zieh niet met
eene kleine winst en bleef daardoor verstoken van orders voor de O. I. Compagnie.
3) In 1756 en 1757 vervaardigde hij, ’tzij als proef, ’ t zij uit liefhebberq, heele en halve duiten^ dubbele
en enkele stuivers (N°. 466 enz.), waarvan slechts gouden en zilveren proef-afslagên.voorkomen.