
Een Nederlandsche halve stuiver, houdende 3 penn., in de snede 222*4/33, remedie 2 gr.
2 eng., koers 1 gr., sleischat 4 penn. Dit is het honderdste van den Keaal (N°. 98**).
Op deze instructie legde Alewijn den 4 Maart 1595, in handen van de Generaalmeesters,
den eed af, maar liet bij deurwaarders-exploit hun aanzeggen, dat hij dien eed als ongeldig
beschouwde, voor het geval dat andere gewesten zieh niet stipt aan de ordonnantie hielden.
In dat geval achtte hij zieh 00k niet langer gebonden. Blijkens het Verbaal van den Land-
dag, in Maart 1597 te Arnhem- gehouden, kregen de gedeputeerden naar de Generaliteit den
uitdrukkelijken last mede, er op aan te dringen dat die te Campen, Zwol en Hoorn tot
reden werden gebragt en hunne munthuizen sloten, daar men anders in Gelderland zieh 00k
niet wilde regelen.
Den 24 Juli 1598 ontving hij wederom eene instructie, en wel voor „een’ Geldersche
gemeene Rycxdoelder, met het wapen van Gelderland aen de eene sijde, ende, aen de ander
sijde eens mans borstbeelt, gewapent • met een swaert in de hant, met de omschriften mo.
NOVA. ARG. DVCATg GELRIE & COMITAT9 ZVTPHANIAE ende VIGILATE DEO CONFI.DENTES ,”
houdende 10 penn. 14 gr. in allooi, en 8“ 3/ai6 in de snede, remedie 1 gr. 1 eng., sleischat
2 gr. v l., halve na advenant, welke evenwel niet gemaakt mogten worden dan van daalders
die te licht gesneden werden.
Uit het verbaal van de opening van zijne achtste muntbus, bevattende het gewerkte van
den laatsten Juli 1593 tot 28 September 1601, blijkt dat hij van de vorengenoemde munten
hee ftgeslagen:
N°. 84. Ducaten, - en wel van 12 Maart 1594 tot 10 September van dat jaar, eene hoe
veelheid van 3556 stuks, waarvan er 10 stuks in de bus werden gevonden. Ze waren ge-
slagen op de instructie, dat is den voet, van 1586. Ze kwamen mij met dit jaartal nog niet
voor, maar hoogstwaarschijnlijk had deze mimt den type van die van 159 1, onder N°. 62 voor-
gekomen. Op de instructie van den voorlaatsten December 1594 sloeg hij er, van 14 Maart
1595 tot 15 Februari 1598, 236798 stuks, waarvan in de bus 489 stuks| van 18 Februari
1598 tot 21 October 1598, 139437 stuks, waarvan 278 in de b u s ,1) en van .27 October
1598 tot 28 September 1601, 180691 stuks, waarvan in de bus 359 stuks. Deze munt
' kwam mij voor met de jaartallen 1595 tot 1599. (Zie N°. 93, 96, 99, 100, 103).
N°. 89. Geldersche dubbele ducaat met twee hoofden, volgens de instructie van 6 Augustus
1594, en gevalueerd op 6 gulden 16 stuivers. Van de 2028 vervaardigde stuks (waarvan
er 6 in de bus waren) is naar het schijnt, niet een exemplaar meer bekend.
N°. 87. Geldersche Rijksdaalders (met het omschrift v i g i l a t e de o c o n f id e n t e s ) . Hier-
van sloeg h ij, van ultimo Juli 1593 tot 8 Augustus van dat jaar, op de’ instructie van 4
Januari 1589, 559 m. 1 ons, waarvan in de bus 15 stuks.
N°. 90. Geldersche Rijksdaalders (met het omschrift d e v s c o n s t i t v i t enz., en
N°. 91. Halve Geldersche‘Rijksdaalders met dat omschrift; hiervan sloeg hij van 7 Augustus
1594 tot 10 September van dat jaar, volgens de instructie van 6 Augustus 1594, 1307
mark 4 ons, waarvan in de bus 45 stuks werden gevonden.
N°. 101, 104, 106, 107. Geldersche Rijksdaalders van 1598—1.601, en
x) Den 19 October 1598 was de remedie bepaald geworden op £ eng. % gr.