
Gelder te he tc hellingen, volgen s Resolutie van het Hof van Gelderland van 18 September
i<$8i, op den voet van Holland van 14 September 1670 (zie boven), tmschen 23 Juni en
a8 Augustus 1683, 1171 mark, waarvan 117 buspennlngen. Deze munt komt niet van 1683
voor, dus zullen dit wel wezen die met het jaartal 16S2 (N ö. 331), Deze opgave behoort
tot het tijdvak van de vorige muntbus.
Gelder sc he duiten, nu op een gewigt van 1 16 in het mark, remedie 4 eng., 3756 mark,
waarvan in de bus 627 stuks (N°. 332). Volgens de Resolutie van 7 Maart 1663 was de
sleischat van deze munt voor den muntmeester, die daartegen de kosten van het sngden der
Stempels voor zijne rekening moest nemen.
Als waardijn wordt genoemd Pieter Feith, en als essayeur Herman Hendrikxe. Bij Reso-
lutie van 13 Juli i 68<5 was door Hof en Rekenkamer aan den muntmeester, op zijn verzoek,
toegestaan de muntslag van een Zeeuwschen daalder, op den voet van dien van Zeeland van
1676, mits gevende een stuiver per mark fijns tot sleischat.
Paulus Sluijsken werd opgevolgd, naar het mxj voorkomt in 1690, door Johan van Brienen,
die tot in Februari 1695 werkzaam was. Het blijkt dat fn 1687 (in functie geweest
tot 1690 ?) Pieter Sluijsken als muntmeester aangesteld is geworden. Omtrent zijne werk-
zaamheden heb ik evenwel geen spoor gevonden. (Zie Register op het Arcbief van Deventer,
bl, 129). Hij was 00k muntmeester te Deventer (zie aldaar bl. 133), en de gelijktijdige
waarneming van twee munten beviel den heeren Generaalmeesters niet (bl. 134). Zie 00k
hunne Missive van 6 Sept. 1687, alsmede van den waardijn van 4 Nov. 1687.*) Den 15**“
Juli 1688 vroegen de Generaais aan de Staten-Generaal o f z ij, daar Petrus Sluijsken nog
muntmeester van Deventer was, zijne benoeming te Harderwijk mogten bekragtigen; de zaak
schijrit hangende te zijn gebleven.
Bij de aanvaarding door v. Brienen van zijne betrekking werd de penning vervaardigd,
afgebeeld bij de V ries en de Jo n g e , Nederlandsche Gedenkpenningen verklaard, pL 10 N '. 4.
Dit stuk berust in zilver in mijne verzameling, en komt 00k in gouden afslagen voor.
Op de voorzijde: twee vrouwenbeelden, aangeduid door de woorden: prob it as en v ig ila
n t i a , met elkander in gfesprek; omschrift:
ET. BENE. CONVENIVNT. ET. IN. VNA. SE— DE. MORANTVR
in de afsnede: c v d i. c v r . praef. mon.— cididclxxxx.
. Keerzijde: de Geregtigheid; omschrift:
SACRA. ORD. DVC. GELR. ET. COM. ZVTPH. MONETA
in de afsnede de naam des stempelsnijders: D. Koene.
Gedurende het muntmeesterschap van Johan van Brienen vond de algemeene aanneming van
den gulden met deszelfs veelvouden als standpenning -plaats. Over de onderhandelingen des-
wege met Gelder land gevóerd, kan ik weinig mededeelen. Reeds in 1676 was op dezen
muntslag door de Staten van Holland en Westfriesland aangedrongen. De grootste zwarig-
heid hiertegen was het vaststellen van een onveranderlijken prijs waarvoor bet materiaal aan
de munthuizen moest geleverd worden. Alle bepalingen dienaangaande leden scbipbreuk op
0 Aanwezig, geljjk de meeste door mg gebruikte ongedrukte stukken, en bijna zonder mtzoodering beb
ik daaryan gebruik moeten maken, in het Archief van de provinde Gelderland.