
Voor den Staten-tweegulden n penn, i gr.—' i i *99/331 in de snede.
Halve Staten-driegulden 11 penn. 1 gr.— i5 lSS/33i in de snede; deze alle drie op een
remedie van 1 gr. 1 eng.'*)
Staten-Florijn o f a8/&> gedeelte van den driegulden, op 11 penn, i gr.— 16 iaa8/a3s7 in de
snede, remedie x/i4'gr. 1 eng.
Staten-gulden a) 11 penn.— 23^/331 in de snede.
Staten-halve-gulden 11 penn.— 46I34/33i in de snede; deze beiden met eene rémedie van
1 gr. 1 eng.
Reeds in 1686 was veor deze muntsoorten, met uitzondering van den florijn en den
halven driegulden, de ordonnantie op. denzelfden voet aangenomen, maar daaraan geen ge-
volg gegeven.
Er waren aan Gelderland Stempels gezonden 3) voor den Staten-driegulden, waarop de
naam Zutphen niet uitgedrukt stond. Nadat de Staten van dat gewest daarover bij missive
van 15 Juni 1694 aan de Staten-Generaal hadden geklaagd, werd hun 5 Juli daaraanvolgende
toegezegd, dat nieuwe Stempels zouden worden toegezonden. O f hieraan geen gevolg is gegeven
bleek mij niet, maar vreemd is het anders dat de munten N°. 346 to t N°. 349 hierna
volgende, allen de vermelding van den naam Zutphen missen, terwijl ze evenmin als N°. 344
en 345, waarop die naam wel wordt aangeduid, zeldzaam zijn. Aangaande het bijzondere
stuk onder N°. 341 beschreven, en waarvan mij slechts twee exemplaren bekend zijn, bleek
het mij evenmin o f het eene gedenkpenning is, dan wel eene proef eener munt. Het munt-
teeken is evenwel het bewijs dat het tijdens het muntmeesterschap van van Brienen is ver-
vaardigd. Wat de door hem vervaardigde munten aangaat, vind ik dat zijne inuntbus werd
geopend van 24 April tot 4 Mei 1695,* waarbij als essayeur fungeerde Steven van Duijven,
en als waardijn Peter Feijt.
E r waren geslagen tusschen 22 November 1690 en 31 December 1694:
*) In een' ander afschrift werd de remedie van dit stuk opgegeven als te zijn I1/4 grein 1 eng. (Archief
van het Muntcollegie: Instructieboek).
a) Reeds bij een uitvoerig rapport van 16 December 1671 was door de Generaalmeesters van de munt de
muntslag aangeraden van den Staten-gulden, met de veelvouden; toen was daarvoor aangegeven
Gulden............11 penning */z gr. — 2311/83 per mark, remedie x gr. 1 eng.
Halve gulden 11 „ — 4622/83 „ „ „ 1 „ 1 „
Tweegulden . 1 1 „ 3/4 „ — 1147/83 » « - » 1 „ 1 ' , ,
Driegulden . . 1 1 „ / 1 „ — 7S9/83 ,, „ * ,, 1 „
Met dezen muntslag had men vooral op het 00g, het weren van de in groote hoeveelheden ingevoerd
wordende Spaansche heele en halve ducatons „de voorz. Staten-gulden sal oock strecken tot facil der ver-
reeckeninge van de somme der gelden, ende dienvolgende (alsoo de utspraeck op de voörsz. penninck met
d e szelft gedeelten sal worden. gedaen met heele ende halve guldens) tot meerder gerief ende accomodatie
syn van de gemeente, als wel de silvere rijder.”
3) Volgens een concept placcaat van de-St.-Generaal van 18 Maart 1693 zoude voortaan een poincoen-
snijder-generaal worden aangesteld, welke voor alle gewesten de Stempels moest snijden. De reductie van.
den schelling door de St.-Gen., viel niet in den smaak van de Staten Van Gelderland, die daartegen, doch'
vruchteloos, protesteerden. (Zie Resol. H. en W.-Fr. 21 Maart, en 19 Juni 1693).