164
„ h e e f t onder andere PIEIER STEAAI burgemeester te Boven-Karspel
„ e n hoofdingeland nevens zijn Confrater cen boekje uyt gegeven in
„ d e welke een middel werd aan de hand gegeven om niet alleen het
„ q u a a t van 't gewormte te boven te komen maar ook de dijken bestan-
„ d i g e r te maken het boekje is in 't jaar 1735 voor de twede maal gedrukt
„ b i j JOHANNES OOSTERWIJK op den dam: hier in werd sonne klaar aan-
„getoont en een middel aan de hand gegeven om (onder Codes segen)
„ d i t quaat te stuyten 't welk is om voor de dijken al gloyende steenen
„ t e werpen van een groote zwaarte, dit is Werkstellig gemaakt: en den
„bovengenoemde PIETEH STEAAT heeft mijn mondeling gesegt: en
„getoont dat dit een seer goede uytwerking is geweest aan de Gelder-
„ s c h e dijk tusschen Enkhuysen en Medenblik daar de dijk maar swack
„ e n qualijk gesteh was. Daar op heeft men bezig geweest om uyt alle
„ G e w e s t e n steen bij den andere te krijgen om die te gebruyken: dat
„wel goeth was maar seer langsaam voort gong: soo heeft het God
„ b e h a a g t dat men in ons eygeland daar men geen gedachte op had:
„ e e n groote meenigte van steen in de aarde ondeckte in het land van
„ D r e n t en voor eerst in sonderheyt omttent Havelte: om nu daar van
„ d e waarhi j t te weten: soo hebbe ik versocht aan J . DANNENBERG wonende
.,tot Meppelen twee uurties van Havelte: die mijn dat antwoord: onse
„ b e e r e n hebben verboden om niet te verkopen de soogenaamde hune-
„ b e d d e n en de groote antiquitijt steenen, maar de andere steenen wel
„ d i e in meenigte uytgevoert worden en van een verbaasde groote sijn
„ e n nu ondeckt worden en in de grond leggen, ik ging voor leden vrij-
„ d a g h na Dieveren en sag toen in een moerassig veentyen een steen
„ d i e opgegraven wierd: en was soo ver als men hem sien konde: al
„ 1 7 voeten Over sijn kruys die sol bemoelijk wesen daar van daan te
„ k r i j g e n : de wijl de wegh bijna ontoegankelijk was: ik ben daar met
„veel moeyte en gevaar bij geweest. Hier sijn al (steenen) laten springen
„ d a a r 136 wagenvragten sijn afgevoert en sit noch veel aan de
„ g r o n d etc.
„Was gedateert 16 April 1735, getekent
J . DANNEBERGH.
„ E e n twede brief heb ik daar van daan: geschreven door den koper
„ e n schoolmeester van Havelte: aan sijn soon en dochter en segt waar
„ U schrijft van de heer theekoper dat ben ik want ik heb bij die man
„geweest in sijn huys en hij heeft ons ook gebraght bij de hunebedden:
„waar de groote steen gelegen was daar reeds 127 voer het voer gerekent
„ o p 1000 ponden van daan, daar die heer selver geweest is: genaamt
„kalkenkoot: noch een steen in het diverse velt: daar al 113 voor af
165
„ g e m e n t is, en men weet noch niet hoe veel dat daar noch wel aan is:
„deselve sal noch Grooter wesen als de eerste en den arbijt in de steen
„ i s alsoo besig als of het in de hoogbouw was.
„Was ondertekent Havelte den 27 Mey 1735
J . D. Vader E. FLEDDERUS".
Hoewel uit vorenstaande overigens niet direct blijkt, dat men
voor den dijkbouw bepaaldelijk hunebedden sloopte, zoo wijst
het betreffende bovengenoemde verbod er toch met eene aan zekerheid
grenzende waarschijnlijkheid op, dat dit toen wel degelijk
gebeurde of reeds gebeurd was. In elk geval werpt het een duidelijk
licht op een hoofdoorzaak van de vraag naar steen in en sedert
dien tijd, speciaal in Drenthe. Dat ook de hunebedden het daarbij
hebben moeten ontgelden, kan naast het genoemde verbod — en
inderdaad is toen bij placcaat van 21 Juli 1734 door landdrost en
gedeputeerden tegen de beschadiging van hunebedden gewaar-
' schuwd — vooral blijken uit de meermalige latere hernieuwing
daarvan o.a. bij Placcaat van 27 Mei 1790 en de bekendmaking
van 21 April 1 8 0 9Me n vergelijke voorts in dit verband nog eene
beslissing van Ridderschap en eigenerfden d.d. 15 Mrt. 1735
(zie 15a).
Ook mondeling aan mij verstrekte mededeelingen door enkele
inwoners van Bronneger en Valthe, die zieh vroeger met keiendelven
hadden bezig gehouden, bevestigden de geheele of gedeeltelijke
vernieling van hunebedden. Keiendelven was toen, zooals
straks nog blijken zal, een winstgevend bedrijf, vooral omdat de
dagloonen in Drenthe vroeger bijzonder laag waren en men naar
bovengezegde inlichtingen met steenen rooien tot voor ongeveer
40 jaar nog dagelijks circa / 3.— kon verdienen.
Dat dit ook reeds in de eerste helft van de 18de eeuw het geval
g-eweest moet zijn, kan mede volgen uit eene notitie van hetzelfde
reisverhaal van SCHOENMAKER, waar hij zegt:
„Tot Hoorn aan den dijk is door de waagmeester opgegeven dat
' M M .
. : p. 26 en 70 : p . 38.
••^^äm^mmmmä.