eveneens 10 aan, een aantal dat, de steen van Noordbarge niet
medegerekend, overeenkomt met het thans in die gemeente aan^
wesige. Toch zijn van die 10 slechts 8 onmiddellijk onderling vergelijkbaar
en te identificeeren met de door ons vermelde; misschien
echter 9, aangezien het langgraf D 43 waarschijnlijk hetzelfde is,
als de door WESTENDORP in 1822 als vermeid opgegeven steengraven.
Het andere is met groote waarschijnlijkheid het door WILUNGE
sub 4 genoemde steengraf. Dit lag volgens WILLINGE 150
M. Zdl. van het door hem sub. 5° (= D 43) aangegevene en is
klaarblijkelijk hetzelfde als het door burgemeester OLDENHUIS
TONCKENS in zijn rapport van 1855 vermelde, dat sedert verdwenen
IS. Het bewuste hunebed was nl. gelegen op perceel Sectie C,
1165 en op het kadaster te Assen bleek, dat dit perceel direct Zdl!
van D 43 lag. Ook volgens JANSSEN heeft 5 min. ten noorden van
Emmen een thans verdwenen hunebed gelegen. Het is blijkbaar
hetzelfde als het even genoemde (Tab.: t). JANSSEN heeft het nog
gekend en geeft van de laatste overblijfselen eene teekening (58;
59; PI. 118). Hij vermeldt verder nog een steengraf in den z.g.n.
Saalhof (vergl. Dl. II). Ook vrijwel midden tusschen D 42 en
D 44 moet nog, ingevolge het juist vermelde burgemeestersrapport
van 1855, een steengraf geweest zijn. Dit wordt nl. aangegeven als
gelegen op een thans nog bestaand perceel, Sectie C, N°. 513, dat zieh
op de aangegeven plaats bevindt. (Tab.: s). Bovendien werd er in
1923 een eindweegs verder ten Noorden van Emmen door mij
nog een hunebedheuvel met opgebroken en verwijderde steenkelder
opgespoord. (Tab.:r). Deze ligt vrijwel in het midden van het groote
heideveld tusschen Odoorn, Valthe, Weerdinge en Emmen. Dit
hunebed Staat overigens, zooals ik later zag, nog aangegeven op
de oudere topographische stafkaarten en ook op het kaartje van
LESTUEGEON van 1833 (40a). Men zou dit steengraf het hunebed
van Weerdinge kunnen noeraen. Het is blijkbaar hetzelfde mega^
lithicon, dat in 1837 door DE SILLE is opgegraven (vergl. Dl. II).
Het Staat derhalve vast, -omva n twee kleine veldsteenkeldertjes,
resp. oostl. van de Emmerdennen en op de brink van het laatste
gebucht, maar te zwijgen - dat in de gemeente Emmen minstens
vijf hunebedden vernield zijn. (Tab.: s—x).
Sleen Het aantal hunebedden in deze gemeente(n) voorkomend is
(Zweeloo) ^^i^eng vroegere en latere mededeelingen hetzelfde.
Wel is waar kan men WESTENDORP'S opgaven zoo lezen, alsof
er 5 hunebedden geweest zijn, doch bij een nauwkeuriger nagaan
zijner opgaven, in verband met de daaruit volgende nauwkeurige
ligging, alsmede bij vergelijking zijner ten deele onjuiste latere
opgaven van 1822 met die van den Schubes ABRAHAMY, wordt
het wel ZOO goed als zeker, dat de door hem laatstelijk tusschen
Sleen en Noordsleen genoemde en daar thans niet aanwezige noch
ooit door iemand anders aldaar vermelde, hunebedden dezelfde
zijn, als die op den esch van Noord-Sleen (D 50 en 51). Ook m
de burgemeestersrapporten wordt telkens weer van dezelfde hunebedden
gesproken. ^
Diever Voor en na wordt m deze gemeente alleen maar van een hunebed
gesproken, nl. van dat op den Heezeresch. Dit steengraf, thans tot
onherkenbaar Wördens toe vernield, wordt echter in 1818 door
den toenmaligen Schultes VAN ROYEN nog als onbeschad.gd aan-
^ ' f e T e n ander neemt niet weg, dat er nog een tweede hunebed
voorkomt. Dit is, zij het ook grootendeels vernield en voorzoover
nog aanwezig in een grooten heuvel verscholen, een weimg Ndl.
van Diever gelegen. Het restant (Tab. y) ligt dicht bi, Berkenrode,
aan den boschweg tusschen Diever resp. Kälteren en Doldersum
(PI 119) Vondsten in het Asser Museum leidden mi), met behulp
van aanwijzingen op het veld door den Heer Mr. VAN DALEN en
ter plaatse gevonden hunebeddenceramiek, tot deze ontdekkmg.
Onzeker is de interpretatie, waartoe eene oude opgave, vermeld
in eene resolutie van Ridderschap en Eigenerfden van 15 Mrt.
1735 omtrent een hunebed bij Wapse aanleidmg geeft. Hier
zou ¡venwel het door ons gevondene Ndl. van Berkenrode bedoeld
kunnen zijn. In elk geval Staat het vast, dat in deze gemeente minstens
1 mogelijk 2 steengraven vernield zijn. (Tab.: ij).
Havelte De oudere en jongere berichten spreken slechts van de twee in
deze gemeente ook thans nog voorkomende steengraven. Ik vind
ze voor het eerst in 1735 vermeld (16 en 113). Het is niet geheel
onmogelijk, dat hier nog een derde, thans geheel verwoest hunebed,