154
tegen heb ik de oorspronkelijke opgaven der Engelsche Commissie
verwerkt. In die gevallen ni., waarin zij de hoofdas van het hunebed
niet of eenigsïins anders dan de onze heeft aangegeven, heb ik de
afwijkingen door omrekening naar hunne metingen, doch naar de
richting, waarin wij de hoofdas aannamen, onmiddellijk vergelijkbaar
met de onze gemaakt.
Als een derde onafhankelijke contrôle op onze uitkomsten werden
voorts nog bij die hunebedden, waarvan domeinkairten aanwezig
zijn, telkens de richtingen der längste perceelgrenzen t/o van het
wäre Noorden gemeten. Met behulp daarvan zijn dan vervolgens
de afwijkingen van de hunebedassen opnieuw en dus onafhankelijk
van de hoekmetingen m het veld, bepaaid. Op het veld zijn die
assen, nadat zij eenmaal uitgezet en zoodra hunne afwijkingen van het
magnetisch noorden met behulp van het compas afgelezen waren,
door driehoeksmeting ten opzichte van de perceelgrenzen gefixeerd.
Op die wijze hebben we dus de beschikking over drie geheel
onafhankelijke reeksen van waarnemingen. Mögen nu de beide
laatste, gezien de allesbehalve fijne bepaling, m.i. als onderling
behoorlijk overeenstemmend beschouwd worden, ook de eerstgenoemde
serie van bepalingen d.w.z. die van de omgerekende
uitkomsten der Engelsche Commissie, wijkt m.i. niet al te zeer af.
Het tabellarisch overzicht toont zulks voldoende duidelijk aan.
Hoewel ik derhalve meen, dat de verkregen uitkomsten in het
algemeen wel als betrouwbaar mögen worden aangemerkt, zoo ben
ik mij toch van een tamelijk groote waarschijnlijke fout daarin zeer
goed bewust. Inderdaad heb ik dan ook pogingen in het werk gesteld
met behulp van zonshoogtemetingen de richtmgen nauwkeurig
te bepalen. Intusschen hebben 1° het gémis van een daartoe
geschikt apparaat, 2° de overweging, dat de as-bepahngen op zieh
zelf reeds vri] groote speling toelaten, 3® dat enkele steekproeven
voor contrôle der eerstgenomen waarnemingen slechts kleine verschillen
opleverden en 4° dat hermeting volgens boven aangeduide
methode tamelijk veel tijd vereischt, mij er toe doen besluiten in
de verkregen uitkomsten te berusten.
In de navolgende tabel heb ik een vergelijkend overzicht gegeven
van de vroegere en van de door ons gevonden afwijkingen der
155
lengteassen, beide westelijk van het wäre Noorden. Daartoe zijn
de eerste, voorzoover zij niet in graden opgegeven waren, door ons
t.o. van de daarbij door een pijl aangegeven noordrichting gemeten
of, Indien het eerste wel het geval was, door omrekening, of meting
en omrekening tezamen, vergelijkbaar gemaakt.
D e oudere opgaven van JANSSEN en PLEYTE heb ik wel is waar
in onderstaande tabel opgenomen, doch deze hebben m.i. nauwelijks
historische waarde.
Voorts hebben wij voor een gemakkelijk overzicht alle lengteassen
in een z.g.n, richtingsschema vereenigd (PI. 119). Daarinhebben
we tevens niet alleen de plaats van den ingang, resp. poort, aangegeven,
doch daarenboven ook nog de verschillende lengten van de
kelderassen tot uitdrukking gebracht.
De richting van de lengteassen der hunebedden, d.w.z.
hare afwijkingen van het wäre Noorden naar het Westen.
Naar vai
gemetela
met compas:
I
n GIFFEN
b
gecorrigeerde
waarnemingen;
II
Naar de
Domeinkaarten
(II)
III
Naar LUKIS
& DRYDEN
(87)
IV
Naar PLEYTE
(IVb)
V
Naar
JANSSEN (56)
Gemeten
volgens de
teekeningeö;
Gemeten door
vergelijking met
de perceelgrenzen:
Omgerekende
en vergelijkbare
opgaven:
Gemeteti
volgens de
leekeningen:
G, I 61° 30' 59° 30' ? 41°
D, I 98° 96° 100° — ? _
„ II 97° 95° — — 91° _
„ III 86° 30' 84° 30' - — 90° 43° 30'
„ IV 91° 30' 89° 30' — — 90° 39°
„ V 71° 69° 77° ? 40° 30'
„ VI 60° 30' 58° 30' 68° 56° ? 43°
„ VII 96° 30' 94° 30' — 94° ? 54°
„ VIII 108° 30' 106° 30' — 106° ? 90°
„ IX 87° 30' 85° 30' - 86° ? 128°
„ X 79° 77° — IT 90° 17°
„ XI 67° 65° — 67° ? _
„ XII 24° 30' 22° 30' I - - 2 -
'mms^mmmimmmmmmmm^.,!^^--!