128
In 16 keldersteenen, wa a r toe ;
I i i 13 d r a a g s t e e n e n , t.w.:
I l l a 2 s l u i t s t e e n e n , Sl' en SP, waarvan Sl^ i.s.; Sl^
iets buken verband;
I l l b 51/2 paar 2; ij s t e e n e n, Z ' Z ' ^ - Z » , resp. Z''
en Z^' —TJ'y waarvan de ligging min of meer normaal is.
Z®' is blijkbaar tevens poortzijsteen.
IIb 3(?) d e k s t e e n e n , resp. deksteenfragmenten, D'-D®,
waarvan
D ' in den kelder gelegen, staande op ?ijn' westkant;
fragmentarisch, in den kelder gelegen, met dj n noordeinde
tusschen Z®' en Z®';
D® blijkbaar gedeeltelijk aanwezig, in den
kelder gelegen 2;uidelijk van
I b 3 poortsteenen, wa a r t o e :
I I a 3 p o o r t z ij s t e e n e n , P'', P'^' en P^, waarvan
P^' westwaar t s verzakt , de andere beide i.s.
Het totale aantal steenen is derhalve minstens 19.
Overzicht:
D 3
S1 2
Z 11
P 3
Totaal 19.
Alle steenen sijn aan den onder- en binnenkant min of meer vlak.
Zij bestaan uit graniet. Opmerking verdient, dat SP nog deels
b u i t e n het perceel ligt.
Het hunebed verkeert in seer gehavenden Staat toch is de oorspronkelijke
toestand wel herkenbaar. Van een' vroegeren dek- of
mantelheuvel zijn nog geringe overblijfselen aanwezig.
LITEEATUUE:
I : 1, - II : C, No. 1. - III ; 1893, p. 7, No. 15. - IVb : p.
88, al. 3 - 4 ; PI. LXXIX^ LXXX^. - V^^c* : Bijl. Sleen, sub
sect. B. 816. - V°. - V \ - VK - V«. - V» : rapp. Sleen,
s u b 2; corr. Sleen 21 IV, 1869, met b, 1, sub la.
35 : p . 169, al. 2«). - 36 : J. - 38 : p. 53, al. 3. - 56 : p . 8,
al. 4; p. 9, al. 3; lijst Noordsleen 2. - 57 : Noordsleen 2. - 79 : p.
In dezen toestand bevond zieh het hunebed, blijkens het rapport van
den Schultes van Zweeloo, L. ABRAHAMY, reeds in 1818; het was toen blijkbaar
alleen nog meer verborgen onder den grond, aangezien genoemde Schultes
slechts 5 paar zij- en 2 sluitsteenen vermeldt (vergl. 36; 100).
Vergl. voetnoot 1) p. 124.
129
10, al. 11. p. 11, al. 1 - 2 . - 82 : p. 17, al. 1; p. 52, al. 2. - 85 : p.
15, al. 9. - 88 ; p . 12, al. 10, p. 33, al. 5, noot (3). - 97 : p. 239,
al. 2 - 5 . - 100 : XV, p. 232, al. 1 - 2 (eerste). - 114 : p. 10, al.
3. - 120 : p. 53, al. 4, 3°. - 124 : p. 35, al. 1.
D , L I I HUNEBED VAN DIEVER,
G E M . DIEVER.
(VERGL. PL. 109-110, 118 -120)
Het hunebed is gelegen 1 K.M. O.N.O. van het dorp Diever
(kerk) in den z.g.n. Heezeresch, noordelijk aan den zandweg van
Diever naar den vroegeren toi aan den kunstweg längs de Drentsche
Hoofdvaart, tuschen Dieverbrug en de Geeuwenbrug.
Het perceel, waarin het steengraf ligt, is onregelmatig achthoekig,
vormend met het aangrenzende er bij behoorende perceel een
trapezoidaal stuk gronds, gelegen in de Gemeent e Diever, kadastraal
bekend Sectie B, No. 2318 en No. 2319. Deze stukken zijn
achtereenvolgens groot 0.0120 en 0.0160 H.A. samen 0.0280 H.A.
Het geheel is afgezet met 4 eikenhouten hoekpaaltjes, voorzien
van inschrift R.E.
Op het tamelijk vlakke terrein bevinden zieh eenige bremstruiken
en twee boomen, waarvan de eene, een kerseboom, den eigendomswijzer
draagt. De laatste bestaat uit een houten bord met opschrift
Rijks-Eigendom.
Eigenaar: de Staat der Nederlanden; aange -
kocht van H. TER MAST te Diever bij acte d.d. 3 November 1871.
BESCHRIJVING;
Het hunebed is onregelmatig spits-eivormig. Het heeft eene
ongeveer N.O.—Z.W. gerichte lengteas, die ten Westen 119° 30'
van het noorden afwijkt. De ingang bevindt zieh vermoedelijk aan
den zuidkant, doch de plaats waar, is niet zonder meer vast te stellen.
Het steengraf bestaat uit: