••mmmmmmmmsmrnmimr
IP. MEER SPECIALE WERKEN IN CHRONOLOGISCHE
1652
1654
VOLGORDE.
MATTHAEUS, SCHONHOVIUS, ANTONIUS: opgenomen in
ANT.: Veteris aevi Analecta, Ed. sec.. Pars I, 1738,
p. 37, e. s.
ScEivEEius, P.: Batavia illustrata seu de Batavorum
insula scribtores varii melioris notae.
CLUVERIUS, PHILIPPUS: De tribus Rheni alveis et
eorum accolis.
CLUVERIUS, P.: Batavische outheeden enz. (uit het
Latijn vertaald door LOVE, JACOB), 2e druk.
Dl. II, p. 282 laatste gedeelte. (R o 1 d e Zdl.)
HADRIANUS, JUNIUS: Batavia, p. 484 e.v.
SLICHTENHORST, A. V.: 14 Boeken Gelderse Geschiedenissen.
Boek I, p. 77, 78.
PICARDT, JOHAN: Körte beschrijving van eenige
vergetene en verborgen antiquiteiten der Provincies
en landen, gelegen tusschen de Noordzee, de IJssel,
Emse en Lippe enz.
VAN LEEUWEN, S. V.: Batavia illustrata of te Hollandsche
Chronijck, p. 293
BRONGERSMA, TITIA: De Bron-Swaan of Mengeldigten,
p. 8—9:
a. Lof op 't Hunne-Bed of de ongemeene, opgestapelde
steenhoop tot Borger in Drenthe
(vergi, ook N. Dr. Volksalmanak 1868, p. 265).
Replijk op het aartig Vers van de Hooggeleerde
Heer LUDOLP. SMIDS: Aan de gebroken Lijk-Bus.
MENSINGA, JOHANNIS: Carmen in Saxa agri Trentini.
SMIDS, LUD.: Poesye, p. 58-61, XXII: De Swabische
Lijkbus, bij brokken tot Borger, onder de SOG
genaamde Huinebedden, uit den grond gehaald, aan
TITIA BRONGERSMA.
12 1706 HOFSTEDE, S.: Jovis den 12 Augustus 1706. Rapport
van 't onderzoeken der Roomsche lijkbussen zo als
deselve onder de Rolder steenhoopen den 12 Augustus
door de Heer Schultus KYMMEL en mij S. HOFSTEDE
zijn uitgedolven (in copie weergegeven door v. D.
SCHEER te W i n s c h o t e n - toenmalige bezitter
van het origineele rapport — i.d. Kronijk v.h. Historisch
Gezelschap te Utrecht, Vierde Jaarg. 1848,
p . 190-192).
13 1711 SMIDS, LUD.: Schatkamer der Nederlandsche Oudheden
of Woordenboek etc., Steenhoopen (vergi. 22).
14 1714 NUNNINGH, JODOCI HERMANN:, Edit. ree.:
a. Ichuttorpio Benthemici sepulcretum Westpha
lieo, Mimigardico gentile, p. 19; 36—42; 59;
6 2 - 6 3 ; 66-67; 72-73; hierin p. 66-67:
brief V. LUD. SMIDS aan CHRIST. SCHLEGEL.
b . COHAUSEN, JOH. HENRIC: Ossilegium historicophysicum
ad p. 1 cl. viri J. H. NUNNUNGH'S
Sepulchretum, 19.
15 1720 KEYSLER, J. G.: Antiquitates selectae septentrionales
et celticae etc. (p. 5, pl. II), waarin p. 1 -232: Monumentum
vetus Saxonicum in planitie Salisburiensi
Veltoniensis prov., vulgo Stone-Henge dictum, ex
antiq. patr. illustratum.
15a 1735 Resolutie Ridderschap en Eigen-erfden, 15 Mrt.
1735, Rijksarchief Assen, Dl. X, fol. 151 sub 25.')
16 1735 SCHOENMAKEE, ANDRIES: Manuscript. (vergi. 113).
17 1737 De Huinebedden bij H e s s e l t e in Drenthe 16
Septemb. 1737: Origineele, gewasschen penteekening
van C. PRONK, aanwezig in het Museum van Oudheden
te Assen, Afd. Vc : T 6, No. 9 (vergi. 16).
1) Inhoud: Inwilliging verzoek van JAN HINDKIKS en HINDRIK JANS om
eenige steenen in het Wapserveid te rooien, „die bijkans of meest onder het
„Zand bestoven. . . misschien oorspronkelijk waren van een Hünebedde,
„welk niet verbracht mochten worden," ingewilHgd, als zijnde een bijzonder
geval, omdat ze o.a. vanwege „de Freyigheit des gesights niet behoefden te
„verblijven, dewijl dog meest bestoven."
^ m m m m m m i m m