i f
60
7 v.o. (Oval Barrow). - 91 : p. 63. - 66. - 96^ : p. 157, al. 4.
- 98 : p. 31, al. 3; p. 197 IV. 100 : IV, p. 208, al. 5 (?). -
114 : p. 8, al. 5; p. 15, al. 1. - 116 : p. 64, al. 2. - 120:p. 11,
al. 1, b 3"; p. 53, al. 4 : 3'\ - 124 : p. 9, al. 1. - 129 : p. 29, Afb.
16 links 17-19, 21-27, 33-37. - 130 : p. 435-448, Afb. 1 - 4 .
- 132 : Afb. 1 - 2 . - 133 : p. 1, al. 3; Afb. 1, Taf. I - II. - 134 : p.
21, fig. 1; p. 28, al. 1; p. 30, al. 3; p. 31, al. 1 - 4 , fig. 6 - 7 ; p. 36,
a l . 3 . - 135 : p. 140, al .2, Afb. 2 3 4 - 2 3 5 . - 136 : p. 6 - 8 ; fig. 2 - 4 .
D,XX HUNEBED (Oostl., 2-tal) VAN DROUWEN,
G E M . BORGE R (2).
(VERGL. PL. 4 2 - 4 3 , 117-120 EN DL. Ii)
Her hunebed is gelegen 14 M. O. van D, XIX en wel op hetzelfde
perceel als het laatstgenoemde. Voor perceel en eigenaar
geldt derhalve hetzelfde als daar (vergl. D, XIX). De overblijfselen
van een voormalige verhooging rondom den steenkelder zijn
echter minder duidelijk.
BESCHRIJVING:
Het hunebed is ovaal van vorm en heeft eene ongeveer O. -W.
gerichte lengteas, die ten westen 84° 30' van het noorden afwijkt.
De toegang, i.e. poort, bevindt zieh aan de zuidzijde in het midden.
Het steengraf bestaat uit:
la 20 (—1) keldersteenen, waartoe:
I i i 14 ( — 1) d r a a g s t e e n e n , t.w.:
I l l a 2 s 1 u i t s t e e n e n, SP en SP, beide i.s.;
I l l b ö (U)1) paar z ij s t e e n e n, Z^-Z« (en?) resp. Z'' —
') Vergl. 129 :-4fb. 28-29; 87 : D r o uwe n 2, XV; 56 en 57 : Drouwen
3; -IVb .-Drouwen, XLIP. Het rapport van den Schuhes R. MANTINGH,
d.d. 27 Dec. 1818 (vergl. 36 : e; lOOiv) is te onvohedig om Over den ouden
toestand voldoende licht te verschaffen. Hij zegt alleen, dat alle hunebedden
in zijne gemesnte ( = Borger) 2n dus ook dit steengraf, nog in gaven toestand
verkeerden.
JANSSEN (vergl. 56 ; 57) geeft voor het eerst een schets en eene schema-
Z«' (of Z ' -Z' resp. Z' ' -Z' ' en Z''), waarvan Z'' iets
verzakt; Z' een weinig buitenwaarts uitgeweken; Z' eenigszins
naar binnen overhellend; Z'' kelderwaarts inspringend
en vermoedelijk westwaarts overgekomen; Z'^' en Z^'
(eventueel Z"') boven iets uitstekend, doch Z'' bovendien
poortwaarts overhellend'), terwijl de overige zieh
vrijwel i.s. bevinden. Tusschen Z^ en Z' (eventueel
Z') bevindt zieh een vermoedelijk seeundaire zijsteen
gemerkt? (eventueel Z")'')
Z?' en Z^' zijn tevens poortzijsteenen.
IIb 6 d e k s t e e n e n, D' —D" resp. D°a —b, waarvan:
D' zuidehjk een weinig verzakt met Z'', overigens i.s., rüstend
op Z\ Z'' en SP;
D- slechts ten deele aanwezig, gelegen op de keldervulling,
tusschen Z} en Z^';
tische teekening van het biijkbaar toen nog volledige hunebed en wel van een
met 6 d eks t e enen. 2 s l u i t s t e e n e n en6 p a a r zijsteenen.
DRYDEN en LtJKts hebben dan een' gewijzigden toestand vastgelegd, zooals ook
door PLEYTE naar HOOFD VAN IDDEKINGE is geteekend. Deze toestand is seer
verschillend van dien tijdens JANSSEN. De teekening van PETERSEN van 1879
(96= : 157, fig. 39) is te onnauwkeurig, dan d a tme n daaruitveel besluiten mag.
O p grond van de teekeningen van JANSSEN, DRYDEN—LUKIS en PLEYTE is
het mogelijk, dat er aanvankelijk werkelijk 6 deksteenen en 6 paar sijsteenen
geweest zijn; dan evenwel bestond er eene groote gaping tusschen Z" en Z".
Op die plaats teekenen genoemde Engeische auteurs echter een brokstuk of
een omgevaüen zijsteen, doch Z^ was toen reeds verzet. Overigens bevond
er zieh toen nog een steen tusschen 2}' en den daarop volgenden zijsteen ?
Op Z®' lag nog de deksteen met ziin zuidelijk uiteinde, terwijl D- toen reeds
gebroken en alleen nog maar fragmentarisch aanwezig was. Ditzelfde geldt
ook voor D®. HOLWERDA eindelijk geeft, zonder den gevonden Staat te vermelden
of af te beeiden, fotographieen en teekeningen niet precies van de gevonden,
doch ook niet van de door hem gereconstrueerde situatie, maar biijkbaar van
een door wijziging van den gevonden toestand veroorzaakt Stadium gedurende
zijne ontgraving van dit hunebed in 1912. Een en ander heeft de onopgeloste
moeilijkheden veroorzaakt, waarvan op haar beurt de bovengegeven onzekere
determinatie der steenen een gevolg is geworden.
1) Vergl. 129 : A f b . 30.
3) Mogelijk in 1912 met de lengteas horizontaal geplaatsr (vergl. 87 ,
Drouwen 2, XV; 129 : Afb. 32).