VOORWOORD.
Het hierbij gepubliceerde werk is het resultaat van eene door
Zijne Excellentie den Minister van Onderwijs, Künsten en Wetenschappen
geschapen mogelijkheid tot het in druk doen verschijnen
van een rapport Over de hunebedden in de Provincies Drenthe en
Groningen.
Dat rapport, in 1919, volgens opdracht der Regeering, op
v o o r s t e l v a n M r . J . T . LINTHORST HOMAN, C o mmi s s a r i s d e r
Koningin in Drenthe, door schrijver dezes saamgesteld, betreft
den toestand, waarin de hunebedden in de vermelde Provincies
destijds verkeerden.
Met verlof van den Minister voornoemd, werd dit sedert nog
uitgebreid met eene overeenkomstige beschrijving van het steengraf
te „De Vuursche" bij Utrecht, alsmede met eene samenstelling
van de jongste door systematisch onderzoek ten onzent
omtrent de hunebedden vergaarde gegevens en eindelijk met eene
hieruit resulteerende meer algemeene beschouwing. Daardoor is
het werk uitgebreid tot eene beschrijving van de Nederlandsche
hunebedden en bevat het niet alleen het desbetreffende zuiver
descriptieve rapport van hun exterieur, doch tracht tevens zoo
objectief mogelijk een beeld te geven van hun intérieur.
Zoodoende kwamen wij als van zelven tot de volgende splitsing
van de voorhanden stof in drie afdeelingen, achtereenvolgens
omvattend:
a. de beschrijving van de nog aanwezige Nederlandsche hunebedden,
zoowel afzonderlijk als gezamenlijk, naar hunnen
tegenwoordigen uiterlijken Staat;
b. de behandeling van de resultaten of gevolgen van vroegere
en latere, hetzij dan meer of minder systematische, hetzij
volstrekt onmethodische, ontgravingen of vernielingen van
sommige der nog aanwezige resp. verdwenen Nederlandsche
hunebedden ;
1