148
behoorenden heuvel is min of meer elliptisch tot ovaal. Het geheele
grafteeken heeft derhalve dan een vrijwel niervormigen omtrek
gehad. Van eene eventueele poortsluiting is uitwendig niets
sichtbaar.
We zouden deze hunebedden met hun körten gang p o o r tg
r a V e n kunnen noemen.
Een paar poortsteenen of gedeelte daarvan, doch zonder deksteen,
komt voor bij D 2, D 3, D 4, D 7, D 8, D 16, D 17, D 18, (D 21
later gevonden), D 29, D 30, D 34, D 36, D 40, (D 43) en D 54,
totaal dus in 15 (+1) gevallen. De toegang Staat ook hier loodrecht
op de kelderas, zooveel mogelijk in het midden, doch begint, voorzoover
er overblijfselen van een' heuvel aanwezig zijn, niet in den
rand, doch in het talud daarvan. De heuvel heeft, indien zichtbaar,
een r o n d e n basis. Een steenkrans ontbreekt hier.
Met uitzondering van het z.g.n. langgraf D 43, waarvan de noordelijke
kelder 2 poortsteenen bezit, zouden we deze 15 (+1 ) graven
naar den toegang meer in het bijzonder portaalgraven
kunnen heeten.
Het schijnt dus alsof er ook eene correllatie tusschen poortresp.
portaalgraf en de aanwezigheid van een' steenkrans zoomede
den vorm van den heuvelomtrek bestaat, in dier voege nl., dat
bij het eerste een steenkrans aanwezig en de heuvelomtrek ovaal
(oval barrows) is, bij het laatste daarentegen de steenkrans ontbreekt
en de heuvel een' ronden omtrek (round barrows) bezit. Alleen
ook in dit opzicht neemt het Emmer langgraf een eigen plaats in.
De 25 resteerende hunebedden hebben of onzichtbare poortsteenen
op de wijze als o.a. D 21, waar zij later bij het systematisch
onderzoek teruggevonden zijn, öf de poortsteenen zijn verdwenen,
öf wel zij zijn er nimmer geweest.
Aanvankelijk, toen ik de hunebedden opmat, kreeg ik den indruk,
dat alle hunebedden een' toegang hadden. Vandaar dat ik op
de meeste plattegronden een pijl het aanbrengen. Dit heeft mij
daarna in zooverre gespeten, dat daardoor eene onnoodige interpretatie
in de teekeningen is binnen geslopen en later voor het
Provinciale hunebed D 41 bij Emmen inderdaad wel moest worden
aangenomen, dat dit nimmer een opzettelijken toegang gehad
mmmmmmurn^^rn^
149
heeft. Het afdrukken van dat gedeelte was echter toen reeds geschied
en kon dit dus niet meer verholpen worden. Zoo is het niet onmogelijk,
dat er ook onder de andere hunebedden nog enkele zijn,
die geen toegang bezitten, waar deze wel is aangegeven, doch dit
kan m.i. alleen eene hooge uitzondering zijn. In de meeste gevallen
wordt het bestaan daarvan met voldoende zekerheid aangetoond
door een in het oog springend grooter interval en de buitenwaarts
divergeerende zijvlakken van de beide aangrenzende zijsteenen. Voor
eene eventueel andere interpretatie zouden misschien in aanmerking
kunnen komen D 5 en D 32.
Bestaat de zichtbare ingang echter alleen uit een grooter interval
en is er dan tevens een gesloten mantelheuvel aanwezig, d.w.z.
is de toegang niet verzand of op andere wijze aangevuld, zooals
zulks o.a. bij D 13 inderdaad is vastgesteld, dan moet die ingang
buitenwaarts naar boven leiden en dus ergens in de heuvelhelling
uitmonden. Hoe dan echter die toegang geweest is, zal in zoo'n geval
eerst door systematisch bodemonderzoek ter plaatse kunnen blijken.
Wij zullen ook daarop in het 2de gedeelte terug te komen hebben.
Een opzettelijken toegang, hetzij dan met of zonder thans aan
het oog onttrokken of wel verwijderde poort- of portaalsteenen
acht ik aanwezig bij: D 5, D 6, D 11, D 13, D 22, D 24, D 25,
D 28, D 32, D 35, D 37, D 38, D 42, D 46 en D 50, totaal dus in
15 gevallen, terwijl dit oogenschijnlijk ook geldt voor den zuidelijken
kelder bij het Emmer langgraf D 43. Bij de meeste dezer hunebedden,
waar alleen een grooter interval tusschen twee zijsteenen
als ingang werd aangenomen, blijken de bijbehoorende heuvels,
voorzoover zichtbaar, eveneens rond te zijn geweest. Dit
is o.a. het geval bij D 5, D 6, D 13, D 28, D 32, D 38 en D 46.
Bij de hunebedden G 1, D 9, D 10,.D 31, D 33, D 39, D 40,
D 47, D 50 en D 52, in totaal dus 10, valt over dien ingang vanwege
den fragmentarischen toestand van het steengraf, zonder
nader bodemonderzoek, weinig te zeggen. Alleen op grond van
den vorm der bijbehoorende heuvelresten zou daaromtrent, gezien
het bovenstaande, hoogstens een vermoeden uitgesproken kunnen
worden. In ieder geval hebben we ook hier met groote kamers
of steenkisten van eenvoudig type te doen.