in den oorspronkelijken staat"); de dek- of mantelheuvel is nog
grootendeels intact. ^
LITERATUUE:
J * " ^ 44. - IVb : p. II, al. 8, No. 3; Pl. VF. -
V c : hii)l. iimmen, sub sect. C. 2265. - V» • p 4 al 6 - V® •
bijl., sub 9. - V». - VI- : rapp. Emmen, sub i (9) '
' ' ^ 36 : m. - 38 : p. 57, al. 4; p.
58, al. 1 (het eerste). - 77 : p. 4, al. 1. - 79 : p. 10, al. 4 5 ^
82 : p. 51, al. 3. - 85 : p. 15, al. 9. - 86 : p. 165. - 87 • t^ek
^ X I I . - 88 : p . 3, regel 7, v.o. No. 1 (ROUND BAEROW). - 96. • p
57 al. 9. ^ 98 : p. 32, al. 4; p. 33, al. 1; p. 197, XXXII. - ,00 p
VU, p. 214, al. 3, loe. ^ 114 : p. 9, al. 3. - 124 : p. 13, al. 1.
D,XLI HUNEBED (Ndl.) VAN EMMEN,
GEM. EMMEN (4).
(VEEGL. PL. 85-86, 118-120 EN DL. II)
Het hunebed is gelegen circa 1.73 K.M. N.N.W, van Emmen
(kerk), westelijk aan den kunstweg Emmen-Odoorn, noordelijk
van den Schimmeresch, in het Emmerveld.
Het perceel is rechthoekig, gelegen in de gemeente Emmen,
kadastraal bekend Sectie C, No. 3641. Het is 0.1700 H.A groot
en afge?et met 4 wndsteenen hoekpaaltjes met inschrift P.E
Het terrem is met Heide begroeid en de oude dekheuvel is
rondom den steenkelder verhoogd.
Eigenaresse: de Provincie Drenthe; ten geschenke
ontvangen resp. aangekocht van de Markgenooten van
bmmen en Westeresch in 1847 en op 28 Mei 1869.
') WESTENDOBP (1815) en de Schuhes WILL,NOE (1819) kendenhet steengraf
(vergi. 35; 36; 38; 100). Het hunebed is sedert .systematisch onderwcht (vergi
systematisch onderzoefc sub D, XL).
BESCHEIJVING:
Het hunebed is rechthoekig tot ovaal, heeft eene circa O.N.O.-
W.Z.W. gerichte lengteas, die ten westen 108° van het noorden
afwijkt. Een ingang bevindt zieh mogelijk aan den «uidkant westelijk
van het midden.
Het steengraf bestaat uit:
la 14 keldersteeneUf waartoe:
IIa 10 d r a a g s t e e n e n , t.w.:
I l l a 2 s 1 u i t s t e e n e n, SP en SP, beide i.s.;
I l l b 4 paar z i j s t e e n e n , Z'—Z* resp. Z>' — Z ' ' , alle ongeveer
i.s. Z^' en Z^' zijn misschien tevens poortzijsteenen.
IIb 4 d e k s t e e n e n , D^-D' , waarvan
D' Ì.S., rüstend op Z', Z'' en Sl^;
D^ dito, geschoord door Z^ Z'' en Z^';
D^ ongeveer i.s., gesteund door 7?, 7}' en een'
secundairen stopsteen op Z®';
D' Ì.S., gedragen door Z", Z=' en Z"'.
Overzicht:
D 4
S1 2
Z 8
(Rest 1)
TotaaI14(+l),
{Ibis top st een, tusschen D® en Z®', secundair ').)
Het totale aantal steenen is derhalve 14+1.
Alle steenen zijn aan de onder- en binnenzijde min of meer
vlak. Zij bestaan uit graniet, met uitzondering van D^ en D' , die
uit een gneissachtig gesteente bestaan en vermoedelijk hellten of
stukken van één en hetzelfde zwerfblok zijn.
Het hunebed is in 1809 onderzocht doch later, na 1818, gerestaureerd.
De kelder bevindt zieh zoodoende in een uitnemenden,
en met den oorspronkelijken vergelijkbaren, Staat®). Van den
aanvankelijken dekheuvel (met steenkap) zijn nog slechts Spören
aanwezig. Het hunebed Staat ook wel bekend onder den naam van
graf kelder').
Deze steen is van den hoekdeksteen D' (2d.-W. punt) afgeslagen (IVb •
p. 10, al. 2; Pl. LIV).
') N.B. De Schultes WILLINGE geeft in 1819 nog uitdrukkelijk op, dat
een der deksteenen is afgezakt (vergi. 36 : m en 100). Dit is wel de deksteen,
die bij het onderzoek door HOFSTEDE in 1809 is afgenomen om licht in den
kelder te krijgen 35(b) identiek met onze D». (Vergi. Dl. II sub D, XLI.)
») Vergi. 33; 35 en 38.
') N.B. door LUBACHS verward met D XLHI (82 : p . 18, al. 4).