186
Summa summarum blijkt dus uit het bovenstaande, dat het aantal
gesloopte steengraven in ons laiid vrij groot en, niet name in de
drie noordelijke provincies en weer speciaa! in Drenthe, in verhouding
zeer aanzienlijk is. DE WILDE meent uit oudere geschriften er stellig
1 2 - 1 4 te kunnen aanwijzen (125b : p. 243). Hij vermoedt dan dat
er in de drie Nd. Oostl. Provincies meer dan 100 en wellicht wel
twee- tot driehonderd hunebedden (zijn) geweest').
Omgekeerd is het bekend, dat er intusschen, d.w.2;. na WESTENDORP
en het Schultesrapport van 1818/19, ook nog eenige hunebedden
bijgevonden zijn. Dit is o.a. het geval met het steengraf D 5, noordelijk
van Zeijen en van het in 1849 ontdekte en tegelijkertijd gesloopte
bij Rijs in Gaasterland, het in 1843 door MAGNIN C.S. ontdekte
en tevens onderzochte steengraf Zdl. van Exloo, JANSSEN'S Exloo
3. Ook het hunebed van Westerveide schijnt nadien gevonden te
zijn, aangezien in het rapport namens den Schultes van Norg
d.d. 23 Dec. 1818 (36c; IOC ; p. 216, al. 4) uitdrukkelijk vermeld
wordt, dat in genoemde gemeente geene hunebedden voorkwamen.
In Friesland en Overijsel zijn de beide uit die provincies bekend
geworden steengraven dus ook vernield. In Groningen zou er,
indien SMIDS' opgave, dat er ook te Onnen een steengraf bestaan
heeft, juist was, 1 verdwenen zijn.
Intusschen betwijfel ik, als reeds gezegd, die laatste opgave.
In Drenthe is naar het bovenstaande eene totale vernieling van
3 of 4 (Vries), 1 (Anloo), 2 of 4 Borger, 6") of 7 (Odoorn), 5')
(Emmen), 1 (Diever), 1 (Beilen) = minstens 19 of hoogstens 23
steengraven aantoonbaar. Indien echter de alleen maar enkele
plaatsen betreffende opgaven van SMIDS juist zijn, dan moet dit
aantal nog vermeerderd worden met minstens 4 (Vries-Tinaarloo),
14 resp. 12 (Borger) en 1 (Odoorn) 17 of mcgelijk 19. Zoo bekeken
zou het totale aantal der in Drenthe vernielde en als
Wat aangaat het door sommige oudere schrijvers gesuggereerde denkbeeld
als zou ook op Urk een hunebed gelegen hebben (15: p. 8): dit schijnt
mij op voldoende gronden onjuist (vergi. vooral 22; p. 406, al. 2).
-) Hierbij zijn dus niet inbegrepen de verloopen, dolmenachtige steenkeldertjes
bij het 2.g.n. Hunsow, noch de door SMros vermelde bij Hune.
Dit aantal is ongerekend de drie boven genoemde steenkeldertjes.
nd aanwezige en verdwenen Hunebedden
' VII v m
^ JANSSEN, 1848 Schultesrapporten van
(56; 57) 1818/19 (36 en 100)
OPMERKINGEN
Noordlaren
Genoenid bij SMIDS (13 en 22)
Midiaren 1
2 J +
1
Zeijen
1
Vernield, Zeijen
Tinaarloo 1
+ 1
+
WESTENDOBP vermeldt dit ook
SMIDS (13 en 22) noemt hier 5
Schipborg
Anloo
Annen
Gasieren
Eext 1
„ 2
Loon
Balloo
Rolde 2
1
Drouwen 2
3
sub 8
sub 4
sub 6
sub 2
sub 1
sub 1
+
+
j 2-tal
^ 3de inst.
SMIDS vermeldt in deze gemeente 25
hunebedden, nl. 9 in de marke Borger,
16 in die van Drouwen
nf'.'A
T(
i