y
c. de samenvatting van enkele gevolgtiekkingen op grond van
het voorafgaande en van eene vergelijking met verwante
cultuuroverblijfselen.
Het eerste hoofdstuk vormt derhalve vrijwel de inmiddels in
elk opzicht aangevulde copie van het oorspronkelijke rapport,
welks titel in overeenstemming daarmede is gewijzigd. Dit en het
tweede te zamen beoogen een denkbeeld te geven van den bouw
en inhoud der Nederlandsche hunebedden, of althans van onze
kennis daaromtrent.
De mogelijkheid tot het kunnen vervaardigen van het tweede
gedeelte van dit werk is alleen en uitsluitend te danken aan den
buitengewoon royalen steun van de Heeren M. ONNES VAN NIJENKODE
te Breukelen en Ferd. LIEFTINCK te De Punt. Van mijne volledige
en blijvende erkentelijkheid, niet alleen voor de wijze, waarop
21) dien verleenden, doch ook voor hunne zoo animeerende belangstelling,
hoop ik, dat zij zieh volkomen overtuigd willen houden.
In dit verband gedenk ik tevens met gevoelens van dankbaarheid
hen en in het bijzonder den Heer N. OTTEMA te Leeuwarden,
die zoozeer er toe bijdroegen, de uitgave van dit gedeelte te
bevorderen.
Het derde of laatste hoofdstuk vormt een deel op zieh zelf,
dat evenwel nog in velerlei opzicht de noodige aanvulling behoeft.
Daaraan te voldoen is nu nog niet mogelijk. Zoodra echter de
voortschrijdcnde kennis van de in aanmerking körnende praehistorische
verschijnselen, zoowel hier als eiders, zieh verdiept heeft;
zoodra het zoo ingewikkelde megalithenvraagstuk in een verder
Stadium van oplossing gekomen is, eerst dan zal eene afsluiting als
hier bedoeld ook aan de behandeling der Nederlandsche hunebedden
gegeven kunnen worden. Zoover zijn wij echter m.i. thans
nog niet.
De Heer TH. NIEMEIJEE bracht de Engeische tekst van het eerste
gedeelte tot stand. Voor de aangename en grootmoedige wijze,
waarop hij die verrichtte, breng ik hem te dezer plaatse openlijk mijn'
welgemeenden dank. Dit geldt ook voor Me j .T.G.M.A. KREMEK,
die het gedeelte vertaalde.
Met niet minder waardeering denk ik terug aan den niet alleen
minutieuzen, doch ook dikwijls stoeren arbeid van hen, die mij als
opzichter-teekenaars bij opmetingen en teekenwerk ter zijde stonden
en daarbij wederkeerig elkaars taak verlichtten en aanvulden. In den
oorlog geinterneerd, hebben n.l. de Belgische Heeren ARNOLD VAN
DINTER en JULES VERDONCKT onde r zeer moeilijke omstandigheden
twee jaren, 1918 en 1919, met mij samengewerkt op eene wijze,
die ik steeds met het meeste genoegen zal gedenken. Wel konden
wij toen alle, bij de systematisch onderzochte hunebedden verzamelde,
gegevens niet meer uitwerken en in het net brengen,
aangezien zij eindelijk naar hun vaderland konden terugkeeren,
doch op even lofwaardige wijze hebben hunne opvolgers, de Heeren
J . DERKSEN STAATS en vooral L. POSTEMA, 7ooals het tweede gedeelte
dezer publicatie doet zien, die moeilijke taak voortgezet en
volbracht. Dat ik dan ook aan het veelvuldig overleg en de talrijke
besprekingen met hen, aan hunne volharding en vaardigheid steeds
gaarne zal terugdenken, daarvan kunnen ook zij beiden ten volle
overtuigd zijn. Ten slotte voeg ik hieraan nog toe een woord van
welgemeenden dank aan mijnen vöörgraver J. LANTING voor de
uitnemende wijze, waarop hij het uiterst lastige en zorgvolle uitzoeken
en restaureeren der gewoon verbijsterende massa aardewerk
verrichtte en voorts aan allen, die mij bij de totstandkoming van
dit werk hunnen zeer gewaardeerden steun verleend hebben, in
het bijzonder aan Ds. J. J. P. HEERINGA, die mij de tijdroovende
correctie der drukproeven en het samenstellen van den alphabetischen
klapper zoozeer vergemakkelijkte.
Mijne eigen moeite zou ik ten volle beloond achten, wanneer
het initiatief van den Minister, de door den Commissaris der
Koningin in Drenthe verleende steun, de krachtdadige bevordering
van het systematisch wetenschappelijk bodemonderzoek door
de beide beeren voornoemd, de ondernemingsgeest van den
uitgever en de opofferingszin van vertaler en vertaalster in dezen
de gewenschte vruchten afwierpen.
Mocht dit werk dan ook eene aansporing zijn, dat ook eiders eene
systematisch doorgevoerde beschrijving en methodische bestudeering
der nog aanwezige megalithen werden ter hand genomen,
of voortgezet, zoo zou het voorgaan van onze Regeering er voor
ü i