D '
D»
D«
en middellijk door D^ (tusschen D' en D^ zit nl. een
waarschijnlijk latere stopsteen);
min of meer i.s., rüstend op en overigens Z' maar
even meer rakend, wegens het uitwijken daarvan.
oostwaarts vergleden, met zijn noordeinde afgevallen van
Z*, ¿uidelijk nog steunend tegen Z"*';
noordelijk met Z^^ in den kelder gezakt, zuidelijk längs Z'
naar het oosten afgevallen;
in den kelder gezakt, verticaal staande op zijn' oostrand
tusschen den sluitsteen SP en ?ijne draagsteenen Z«
resp. Z®'.
Ii>2 poortsteenen, waartoe;
IIa 2 p o o r t 2 ij s t e e n e n, pi en P' ' , beide
i.s., doch P' met afgeslagen bovengedeelte.
Overzicht:
D 6
S1 2
P 2
Z 12
He t totale aantal steenen is derhalve 22, Totaal 22.
Alle steenen zijn aan de binnen- en onderzijde min of meer
vlak. Zij bestaan uit graniet,
Het hunebed is nog al gestoord i), D^ ligt betrekkelijk gevaarlijk;
van den vroegeren dek- of mantelheuvel zijn nog slechts Spören
aanwezig; de oorspronkelijke Staat is echter gemakkelijk herkenbaar.
LITERATUÜR:
I : l . - I I : b , 1 2 . ^ III: 1 8 7 0 , p . 3 , a l . 9 - l l ; p . 4 , a l . 1 - 1871,
p. 3, al. 2, al. 6c - 1873, p. 1, I. - IVb : p. 48, al. 6 - 8 ; PI. LIV^
en LV2. - V9 : bijl. a : p. 3, al. 1. - bijl. b, p. 5 - Vi» : bijl. : p.
3, al. 1, — : p. 20, al. 3. - V®' : p. 1 sub a) - V=>s ; p. 4,
') Het steengraf D III, door den Schout van Zuidlaren W. J, Graaf
VAN HEIDEN in 1818 te zamen met het volgende, D IV, vöör een hunebed
gehouden, telde toen naar diens opgaven slechts 36 sichtbare steenen, zoodat
de bijbehoorende heuvelrestanten toen bhjkbaar nog grooter geweest zijn.
Overigens souden de deksteenen de daaraan voorafgaande 26 jaren nogal vergleden
zijn. Uit ENGELBERTS' (26) Aloude Staat kan voorts bhjken, dat beide
hunebedden reeds in 1790 erg gestoord waren, terwijl ook het rapport van
1855 {V24c) nog altijd van een hunebed gewaagt.
al. 6. - V™. - - V69. - yi® : Corr. Zuidlaren 5 VI 869.
13 : p. 325, sub 14 Zuidlaren. - 15 : p. 8. - 22 : p. 358, sub
14. ~ 23 ; No. I. - 26 : p. 178, al. 2; p. 179, al. 1. - 35 : a,
p. 276, al. 2. ^ 36 : a. - 38 : p. 64, al. 2. - 56 : p. 8, al. 4; p. 9,
al. 5; p. 12, al. 2; lijst Midiaren 1. - 57 : Midiaren 1. - 58 :p.47,
al. 3. - 79 : p . 2, al. 5; p. 7, al. 2. - 82 : p. 50, al. 4. - 83 : p . 167,
al. 1, 3. - 96a : p. 157, al. 8 ~ 98 : p. 28, al. 5, p. 29, al. 4; p. 36,
al. 7; p. 220, al. 5. - 100 : XIV, p. 229 al. 2; p. 230, al. 1. - 114
: p. 7, al. 6; p. 21, fig. 11, No. 3. - 120 : p. 53, al. 4%; PI. XIII,
4. - 121 : p. 14, No. 474, 486; p. 15. - 126 : p. 83 Afb.
D , IV HUNEBED (Oostl., 2-tal) VAN MIDLAREN,
GEM. ZUIDLAREN (2).
(VEEGL. PL. 7, 10-11, 118-120)
Het hunebed is gelegen circa 4 M. oostelijk van D, III en wel
op hetzelfde perceel als D, III. Voor perceel, terrein en eigenaar
geldt dus hetzelfde als voor D, III.
BESCHEIJVING:
Het hunebed heeft een' rechthoekigen vorm met bijna O.W. gerichte
lengteas. Deze wijkt ten westen 91^30' van het noorden af.
De toegang, i.e. restant poort, bevindt zieh aan de zuidzijde, westelijk
van het midden.
Het steengraf bestaat uit :
I i 22 keldersteenen, waartoe:
IIa 15 d r a a g s t e e n e n , t.w.:
I l l a 2 s 1 u i t s t e e n e n, SP en SP, waarvan SP i.s., SP
boven een weinig naar het oosten teruggeweken;
I l l b 654 paar zij s t e e n e n , Z' —Z' resp. Z'' —Z' ' , waarvan
Z^ en Z'' i.s,; Z® ontbrekend; Z* met zijn bovengedeelte
een weinig buitenwaarts uitgeweken; Z^ i,s.; Z® en Z'