S
l-i^
DE ARCHITECTUUR EN SITUATIE
NEDERLANDSCHE HUNEBEDDEN
AFZONDERLIJK.
DER
II-, PROVINCIE GRONINGEN.
G,I HUNEBED VAN NOORDLAREN,
GEMEENTE HAREN.
(VERGL. PL. 1 - 2 , 118 — 120)
Het hunebed is gelegen circa 1 K.M. W.Z.W, van het dorp
Noordlaren (kerk), aan het einde van een zandwegje, een' eschweg,
westelijk van den grooten kunstweg via Zuidlaren naar Groningen,
in den Noordlaarder esch.
Het perceel, waarin het steengraf ligt, vormt een klein trapezium,
omsloten door een langgerekt trapezoidaal stuk. Beide perceelen
zijn gelegen in de gemeente Haren, kadastraal bekend Sectie I, No's
848 en 1232, groot resp. 0.0040 en 0.1220 H.A. samen 0.1260 H.A.
Het terrein was oorspronkelijk afgezet^) met vier hardsteenen
hoekpaaltjes, voorzien van inschrift R. E. (Rijks-Eigendom). Het
Zuidelijkste hoekpaaltje ontbreekt echter en is vervangen door een'
veldsteen.
Het centrale perceel No. 848, in den volksmond „de Steenbarg"
geheeten, is een afgeronde heuvel, waarop en waarin zieh het hunebed
bevindt. Het omgevende perceel No. 1232 is met akkermaalshout
beplant.
') Deze en de volgende beschrijvingen geven, tenzij zulks uitdrukkelijk
vermeld Staat, den toestand weer i n 1918. In dat jaar geschiedde nl. de verkenning,
waarvan de volgende beschrijvingen en plattegronden het resultaat zijn. Sedert
dien werden echter in de jaren 1920 en '21 de perceelen van alle Rijks hunebedden
door plaatsing van zware bazaltzuilen in de hoekpunten uniform afgezet.
De koppen dier bazaltzuilen zijn wit beschilderd met daarop eveneens,
doch in zwart, geschilderde leiters: R.E.