BESCHHIJVING:
Het hunebed is het oostelijke van het binnen het perceel gelegen
tweetal. Het is mm of meer afgerond rechthoekig van vorm en heeft
eene ongeveer O. W. gerichte lengteas, die ten westen 80° van
het noorden afwijkt. De toegang bevindt zieh aan den zuidkant,
oostelijk in het midden. Noordelijk regen het hunebed Staat een eik.
Het steengraf bestaat uit:
I » 1 6 keldersteenen, waartoe:
Ha 13 d r a a g s t e e n e n , t.w.:
H I . 2 s 1 u i t s t e e n e n, SU en SP, waarvan SP een weinig
westwaarts teruggeweken en SP i.s.;
IHbSi/j paar z ij s t e e n e n, Z'—Z', Z^—Z® en Z^'—Z"'
alle, met tiitzondering van Z®', die noordwaarts in den
kelder is gevallen en Z\ die noordoostwaarts is verzet,
vrijwel i.s.
Z'' en Z^' zijn tevens poortzijsteenen.
IIb 3 d e k s t e e n e n , D', D^ en D«, waarvan
schuin in den kelder gelegen, tusschen en tegen Z» en Z^'
en naast SP;
met zijn' zuidkant nog even n D' istend op Z", met zijn
noordelijk uiteinde in den kelder ge- Overzicht:
legen; j) 3
D® fragmentarisch, voor zoover aanwezig ge- S1 2
legen in den kelder, zuidelijk van Z®. I Z 11
Het totale aant?l hoofdsteenen is derhalve 16, I Totaal^l6.
waaronder een fragment.
Alle steenen zijn aan den onder- en binnenkant min of meer
vlak. Zij bestaan hoofdzakelijk uit graniet.
Het hunebed verkeert in een'zeer geschonden staat^); toch is de
oorspronkelijke toestand gemakkelijk herkenbaar. Van den aanvankelijken
dek- of mantelheuvel zijn slechts flauwe sporen aanvpezig.
>) Naar WILLINGE was deze toestand blijkbaar recds zoo in 1818 (vergl.
36 en 100), doch WESTENDOEP (1815) vermeldt ui'tdrukkelijk slechts 5 pa'ar
zijsteenen, hoewel de deksteenen ook toen reeds afgeworpen waren.
Vergl. overigens voetnoot *) pag. 92.
LlTERATtTOE:
IVb : p. 24-25; PI. XXVP.^. - V^'c* : Bijl. Odoorn, sub 5,
sect. G. 1017. - : p. 20, al. 3. - V«' : p. 1, sub a). - V«! : p.
4, al. 6. - V«. - yi®. - VI® : p. 2, 2°; bijl. ~ V® : rapp. Odoorn
sub 3.); Corr. Valthe 22 II 1871, resp. S. M. TONCKENS, 29 IV
1869, bijl. No. 6.
35 : p. 271, al. 3; p. 272, al. 2 (tweede). - 36 ; h. - 38 : p. 58,
al. 2 (tweede). - 46 : p. 49, C 177 (?). - 50 : p. 356 (?) PI. II,
fig. 4; p. 370, al. 1. - 56 : p. 8, al. 4; p. 9, al. 5; lijst Valthe 5. -
57 : Valthe 5. - 65 : p. 11, al. 2. - 79 : p. 4, al. 4; p. 9, al. 3. ~
82 : p. 51, al. 2. - 87 : Teek. XXVIII. - 98 : p. 32, al. 2 -3;
p. 197, XXVIII. - 100 : X, p. 223, al. 7 (tiende). ~ 114 : p. 9,
al.2. - 120 :p. 11, al. 1 : 3°; p. 53, al. 4 ; 3°. - 124 :p. 27, al. 3.
D,XXXVIII HUNEBED (Ndl., 3-tal) VAN EMMERVELD,
GEM. EMMEN (1).
(VEEGL. PL. 7 9 - 8 0 , 118-120)
Het hunebed is gelegen circa 3 K.M. N.N.W, van Emmen
(kerk) in het Emmerveld, aan den ouden zandweg, die van Valthe
loopt naar een punt in den kunstweg Emmen—Odoorn, 2.25
K.M. Ndl. van Emmen (kerk) en 1 K.M. van laatstgenoemden
weg.
Het perceel, waarin twee hunebedden, D, XXXVIII en D,
XXXIX voorkomen, is langgerekt vijfhoekig, met ongeveer Z. -N.
gerichte lengteas, gelegen in de gemeente Emmen, kadastraal
bekend Sectie C, No. 3733. Het is 0.0970 H.A. groot en afgezet
met 5 houten hoekpaaltjes met Inschrift R.E.
Het terrein is met heide begroeid en draagt twee min of meer
geschonden koepelvormige verhoogingen rondom de beide steengraven.
Eigenaar: de Staat der Nederlanden; aangekocht
van A, AIKES C.S. te Emmen bij acte d.d. 27 Nov. 1871.