78 79
Alle steenen zijn met hunne min of meer platte glij- of splijivlakken
kelder- resp. poortwaarts georienteerd. Zij bestaan uit
graniet, met uitzondering van D" en P^'^ die van gneiss zijn.
Opmerking verdient nog, dat D^ en D® blijkbaar helften zijn van
een en hetzelfde 2;werfblok.
Het hunebed is wel is waar gestoord, doch de oorspronkelijke
toestand van den kelder en de poort is over het geheel genomen
wel duidelijk. Een steenkrans ontbreekt^ doch het is weinig aannemelijk,
dat de2e van den aanvang af ontbroken heeft. Overigens
zijn alle Spören van een vroegeren dek- of mantelheuvel i) geheel
uitgewischt. Het steengraf is in Nederland het grootste en
meest trotsche van dien aard en voorseker eene meer passende omgeving
overwaard.
LITEEATUUR:
I : 1. - II : b, no. 11. - IVa : p. 137, al. 5. - IVb : p. 36, al
4; p. 37, al. 5, PI. XXXVI I . - V' : p. 8, al. 7. - V^' : p. 3, al. 2
— V^ : p. 1, Borger; Borger No. 143. -- V^ ; art. 2, Iste hunebed
- V' : art. 2. - V«. - Vi» : p. 3, al. 1. - V«c* : Bijl. Borger sub
sect. F, 2109. - V^i t p. 3 sub Borger. - V^® : p. 20, al. 3. - V^'
p. 1, sub a). - V^" : bijl. - V" : p. 3, al. 1; p. 4, al. 6. - V®. -
V " : b r i e f Borger. Väii. - V^. - - V®'. - V®. - V . - V^ä
Rapp. Borger, sub 1; Corr. 29 IV 1869, sub 1° (Iste instantie).
9. - 11 : p. 58-61. - 13 : p. 325 sub 5, p. 326, al. 8; p. 328,
al. 2. - 14a : p. 66-67. - 15 : p. 8; p. 101-102. - 22 : p.357,
sub 5; p. 359, al. 3; p. 360, al. 3. - 26 : p. 182, al. 3. - 30 : p.
18. - 35 : p. 273, al. 2. - p.274, al. 1. - 36 : e. - 38 : p. 60, al.
3; p. 61, al. 1. - 44 : p. 112; 118; PI. - 50 : p. 356; PI. II No. 4;
p. 370, al. 1; p. 374, al. 2. - 56 : p. 8, al. 4; p. 11. al. 2; p. 12, al.
2, 3; p. 13, al. 3; p. 40, al. 1, lijst Borger 3. — 57 ; Borger 3. —
58 ; p. 46, al. 2, p. 47, al. 3; p. 50, al. 1; p. 61; PI. 1, f ig.2 - 59:
p. 149, al. 3; p. 192 ad blz. 149. - 60 :p. 19-24. - 62. - 67. :p.
35, al. 1; p. 56 (16). - 70 : p. 32, al. 2. - 72. - 77 : p. 4,
Deze wordt ook uit den tijd van TITIA BRONGERSMA, 1686, niet afzonderlijk
vermeid (vergl. 9).
al. 1. - 79 ; p. 2, al. 5; p. 8, al. 7; p. 9, al. 1. 81 : p. 18, al-
4; p. 19, al. 1. - 82 : p. 5, al. 3; p. 11, al. 4 - p . l 3 , al. 1; fig. 5; p-
16, al. 3; p. 20, al. 4; p. 38, al. 2; p. 49, al. 2; p. 51, al. 1. 84 : p-
494, al. 8. - 85 : p. 15, al. 9. - 86 : p. 164, al. 2. - 87 : Teeken-
XXIVi-2. - 91 : p. 6 6 - 6 8 . - 96. : p. 157, al. 7; fig. 36. - 97 : p-
240, al. 2. - 98 : p. 31, al. 3; p. 32, al. 1; p. 176, al. 5. - 100 : IVp.
208, al. 3. - 102 : p. 72. - 104. - 105. - 106 : p. 159 (1) al.
1, 2; p. 161 (1). - 114 : p. 5, al. 3; p. 8, al. 5 - 6 , p. 9, al. 1. -
116 : PI. teg. p. 61. - 118 : p. 81, al. 4, XXXVI I . - 119 : p. 113,
al. 4; p. 114, al. 3 - 4 . - 120 : p. 11, al. 1, 3°; p. 53, al. 4, 3°. -
124 : p. 9, al. 4. - 127 : p. 57, al. 3; p. 58, al. 1. - 140 : p. 19,
regels 15-27 (?).
D,XXVIII HUNEBED (Ndl., 2-tal) VAN BUINEN,
G E M . BORGER (10).
(VERGL. PL. 59-60, 117-120)
Het hunebed is gelegen circa 1.75 K.M. O. van Borger (kerk),
iets ten zuiden van den kunstweg Borger—Buinen.
Het perceel, waarin het steengraf, tezamen met nog een tweede
meer zuidelijk (D, XXIX), ligt, heeft een' haltervormigen omtrek
met Z.O.—N.W. gerichte lengteas en is gelegen in de gemeente
Borger, kadastraal bekend Sectie C, No. 2480. Het is 0.0730 H.A.
groot, begrensd door eene greppel en afgezet met 5 eikenhouten
hoek- resp. grenspaaltjes, de laatste voorzien van inschrift R.E.
Het terrein is met heide begroeid, ligt in den Buineresch en
draagt in zijne cirkelronde aanzwellingen de duidelijke overblijfselen
van de eveneens ronde heuvels, waarin de steengraven zijn
Eigenaar: de Staat der Nederlanden, aangekocht
van H. DILLING, weduwe J. JULSING c.s., te Eext bij akte d.d. 26
Januari 1871.
i-m^rnrnmiMma