sommering en gall , hedendaags in het men-
fchelijk ligchaam gebragt i s ; zoo zouden niet
te min de oorzaak en het verfchil der ver-
ftandswerking nog fteeds in het duister liggen.
Het onderwerp, door den Heer doornik als belangrijk
voorgefteld, om namelijk eene proef te
nemen, in hoe ver men, volgens pfychologisch-
phyfiologifche gronden, de wijzigingen konde
verklaren, welke in de bewerktuiging van den
mensch, en in het bijzonder in die zijner her-
fenen, hebben plaats gehad, om van de laagte
van den dierinensch tot de hoogte van eenen
homerus o f plato te Hijgen (g ) , kan daarom
ook geene gelukkige uitkomst hebben.
De ervaring alleen, welke ons het verftands-
vermogen van den Neger blijken doet ( 6 ) ,
moet ook omtrent dat van den Orang beflisfen.
De Orang, of bepaaldelijk de Jocko, welke
levende het meest waargenomen i s , onderfcheidt
zich van andere apen, door zijne zachtaardigheid
en minder onftuimige bewegingen. Deze eigen-
fchap fchijnt niet geheel alleen een gevolg te zijn
van den ziekelijken Haat, door welken dit dier in
de gematigde luchtftreken altijd gedrukt wordt,
maar eenigermgte tot zijn geftel te behooren;
OU1»
* *6» 4» (<Q Zie boven^ ff 24,
onderfcheidene andere dieren nogtans , zelfs
onder de verfcheurende, komen daarin met hem
overeen.
Niet meer dan andere, kent en bemint dit
dier de menfchen, welke hem wel behandelen;
ook toonen zijne aangeleerde kunsten geene
meerdere voortreffelijkheid: doch het gene wij
het meest bewonderen, is zijne bedaarde en
behendige nabootfing der menfchelijke bedrijven.
Hoe zeer nu deze, volgens den Heer
doornik, niet anders kan verklaard worden,
dan als gegrond te zijn in eene overeenftem-
ming van bewerktuiging, door welke in dit
dier, op het zien van menfchelijke handeling,
de begeerte wordt gaande gemaakt om foort-
gelijke handelingen te doen, door welke veel-
ligt een, tot hier toe fluimerend, vermogen
wordt opgewekt om den kring van zijne ver-
flandswerkzaamheid uittebreiden ( h) ; zoo meen
ik echter meer aan zijne ligchamelijke overeenkomst
te mogen toefchrijven. Van den aap in
het gemeen verzekert de buffon, dat er in
zijne nabootfing niets vrijwilligs is, dat hij zich
van zijne handen en armen bedient gelijk w ij,
doch zonder daarom om ons te denken; even
a ls
( h ) hl. 164.
L 5 %