en bevestigen, de voorregten des gezel-
ligen levens genieten, met het Opperwezen
in eene duurzame verbinding ftaan en
zijne verpligtingen kennen.
2« O f wij' moeten hem ons voorftellen in den
ruwen ftaat der Natuur, toegerust met
een natuurlij’k verftand, het welk hem in
ftaat ftelde, om zich de middelen tot verdediging,
en ter voldoening der overige
behoeften te verfchaffen, ten einde daardoor
over de meerdere ligchaamskrachten
en de fterkere natuurdrift der dieren fteeds
te kunnen zegevieren: in het kort een
mensch, gelijk wij hem in Karaïbe, of
Neger, in den Eskimo of Samojeed we-
dervinden.
3. O f eindelijk, hij was een rein voortbreng-
fel der natuur, een natuur - of diermensch,
zoodanig als ons door de Heeren schel-
v e r en doornik gefchetst wordt ([a) ; aan
zijne mededieren, in geftalte, levenswijze
en Ipraakloosheid, of liever gemis van
taal, volkomen gelijk (F) ; alleen voorzien
van eene kiem der menschheid, van
een*
(/?) SCHELVER § 7. DOORNIK bl. ö8, 50.
('b) SCHELVER § 8. DOORNIK bl. 14 > IÖ7> 1 73-
één’ verftandig zedelijken aanleg (V), welke
zoo lang bleef fluimeren, tot dat zijne
bewerktuiging voor een’ hoogeren kring
hieer en meer vatbaar wierd, en zich eindelijk,
door het bijkomen van uitwendige
omftandigheden, ontwikkelde (d). Hierdoor
begon voor den mensch, trapsgewijze,
een intellectueel beftaan, en met hetzelve
Werd hem de weg gebaand, Om
eenen geheel nieuwen loopbaan te beginnen,
en aan zijne eerfte befchaving te
'arbeiden enz* O)-
§ ^
Vólgéns het aloude gefchiedverhaal der
Schepping, hoe vreemd dan ook deszelfs in-
kleeding, voor de denk- en fpreekmanier van
onze tijden en gewesten, zijn moge, kunnen
wij ons het eerfte menfchenpaar voorftellen $
als volkomen wel gevormd, overeenkomstig
met alle deszelfs menfchelijke behoeften; als
Zedelijk goed en rein, en begaafd met een tedere}
SCHELVER § 8. DOORNIK bl. 14.
( d) scheever ïnl. en § 4. doornik bl. 5 2 , 5 3 , 157.
('e) doornik bl. 52 , 53.
A 2