onderfcheidene denkbeelden, geheel willekeurig
bepaald worden, zonder dat men, wegens
gebrek aan maatHaf, ooit in Haat is om de
betrekkelijke waardij van het eene ilelfel, boven
die van het andere, te berekenen. De Heer
d o o rn ik neemt daar bij de natuurlijke verdee-
ling der aarde in koude, verzengde en gematigde
luchtflreek ten grondflag; zoodanig dat
deze drie Hreken, door derzelver natuurlijke
grenzen, verdubbeld wordende, zes Hammen
opleveren: als i - a voor de bevolking
der Noord- en Zuidpoollanden, 3 - 4 voor die
tusfchen eiken keerkring en den evenaar,
en 5 - 6 de bewoners der gematigde lucht-
fireken, wederzijds tusfchen de keer- en pool-
kringen (0). Dit getal van Hammen is , ter
verklaring van de bevolking der aarde, genoegzaam
; en zal misfchïen door hem, die dit
fystema voor grondig houdt, wel kunnen
aangenomen worden. Eéne zaak echter
blijft mij, ook hierin, nog duister: namelijk
, waarheen begaven zich deze onderfcheidene
Hammen van den oorfpronkelijken
mensch , om zich tot derzelver beflem-
ming, de eigenlijke menschheid, te verheffen?
Waar*
( 0 } bl. 149.
Waarheen trok, bijr voorbeeld, de oorfpron-
kelijke Ham van Azië (ƒ>), waarheen die van
Europa (</), terwijl zij op, de plaats hunner
geboorte, fleeds dier moesten blijven (V ) ?
Men moet wel acht flaah, ” lezen w ij, „ dat,
bij de vermenigvuldiging van ieder oorfpronkelijken
Ham, door welke ieder derzelve eene
grootere vlakte innam, en dus minder en meerder
deszelfs oorfpronkelijken bodem bleef bewonen,
hier in de grond moet gezocht wordender
verfcheidenheden, als zoo vele wijzigingen,
die daar door in de ontwikkeling der men-
fchelijke bewerktuiging hebben plaats gehad
Indien nu deze, door de vermenigvuldiging
veroorzaakte, verplaatfing o f uitbreiding
de ware oorzaak geweest zij der intreding
van het tijdperk der befchaving; wat
werd er dan van hun, die de oorfpronkelijké
geboorteplaats van hunnen Ham behielden, en
daardoor niet aan dezelfde werking blootge-
fleld waren?
Verder: ,, Deze wijzigingen intusfchen hebben
( p) DOORNIK, bl. 8l.
(#) bl. 42 noot 1.
( r ) bl. 52 en elders.
(O bl. 1511
iftir“- ~>ii,T",ïff"Til"