den, zoo blijft alleen hec gebruik der rede
over. Die zou zich nu weder op volgende
wijze laten uitbreiden: de dieren bezitten, in
hun ligchaam, even gelijk de mensch, het vermogen
van plaatsverwisfeling; doch daar zij
de zelfde drangredenen niet hebben , ook wel
buiten de gelegenheid zijn, blijven z ij, uit verkiezing
o f noodzakelijkheid, te huis. Naar een
ver verwijderd land overgebragt wordende, is
het dier gevangen o f vrij. De eerfte Haat is ,
uit eigenen aard, voor zijn leven reeds ongunstig;
in vrijheid mist het zijn gewoon voedfel,
en vindt onbekende vijanden; zijn infïinkt is
te werktuigelijk, om zich te fchikken naar al
het buitengewone, het welk hij overal aantreft;
de hebbelijkheid om er z,ich van te bedienen
gaat vervolgens, bij gebrek aan oefening,
verloren, en er blijft, buiten dood of
flavernij, geene uitkomst overig.
De mensch daarentegen vindt, in zijn ver-
ftand, overal de noodige hulpmiddelen tot zijn
beftaan: hij bouwt huizen, verfchaft zich
kleederen en wapenen, en weet, uit de voort*
brengfelen des lands, zijn voedfel te kiezen;
hier uit zou dan moeten volgen, dat de hoog-
fte verftandsontwikkeling in dezen het meeste
voordeel aanbragt. Juist daarom fchikt zich
dan
dan ook de meest befchaafde natie het best
naar alle klimaten: hier door leefde de brave
heemskerk, met de zijnen, op het woeste
Nova Zembla; gelijk de Eskimo en Groenlan-
der, bij gebrek van befchaving, in vreemde
luchcftreken kwijnt. Hoe nader derhalve aan
den natuurllaat, hoe grooter de overeenkomst
met hec dier zijn moest : deze overeenkomst
zou eindelijk uidoopen op eene geheele zamen-
vloeijing, en zie daar dan een diermensch,
welke misfehien even vast op zijne vier voeten.
Haat, als andere, die met meer toefiel zijn
voortgebragt. Doch, voor deze o f dergelijke
grondfteilingen, de door het algemeen gevoelen
, en ook door mijne overtuiging, erkende
echtheid der gefchiedenis te laten varen, en in
goeden ernst cot het beftaan van zulk een wezen
te befluiten, houde ik , gelijk ko tze bue
ergens zegt, voor niets beter dan, op den
weg der waarheid, het kompas voor een’
vlinder te verruilen.
■ / : :-
§ 26.
Zoo dra men, tot bevolking der aarde, meer
dan éénen oorfpronkelijken (lam noodzakeiijk
acht, kan hec getal dier Hammen, naar elks
F on