verfpreiding der menfchen, bewijst niets voor
Afrika als geboorteplaats. Bezwaren omtrent
de volkstelling van dit Werelddeel. De bevolking
van Sina met die van andere landen vergeleken.
. . • BI. io .
§ 7. Volksmenigte der Israëliten. GefchiedkundigeN>
waarheid van dezelve. . . 1 3*
§ 8. De ligtere overgang van de zwarte kleur tot
de blanke bewijst niet, gelijk schelver be-
beweert, dat de eerstgenoemde de oorfpron-
kelijke kleur des menfchen is. De kleur hangt
af van de temperatuur der luchtflreek. . 15*
§ o. De blankheid der huid is geen bewijs noch
gevolg van ziekelijkheid o f verzwakking door
koude. . . • *9»
§ 10. Zij heeft ook niets gemeen met de ziekelijke
witte huid van den Albino o f witten Neger. . 21.
§ 1 1 . Ook is de helderheid o f doorfchijnendheid
der ligchamen niet altijd een gevolg van vermeerderde
oxijdatie. De naaste oorzaak van
de donkere kleur der huid, volgens blumen-
bacit , laat zich met de werking der verhoogde
temperatuur overeenbrengen. 1 25.
§ 12. De ajgemèene vërfpreiding uit' Azië wordt
niet onmogelijk gemaakt, door beletfelen, uit
de gefleldheid der aarde voortvloeijende. Ge-
ographifche veranderingen van den aardbol. 27.
§ 13. Zelfs de tegenwoordige gefleldheid van den
aardbodem is geene tegenwerping tegen de
Azi-
Azlatifche afkomst der Maleijers, welke de
eilanden van de Zuidzee bewonen. Het lig-
chamelijk verfchil tusfchen de bewoners der
onderfcheidene eilanden in dezen Oceaan,
hunne taal, zeden en gewoonten kunnen afgeleid
worden uit het onderfcheid van afkomst
en voormalige luchtflreek, o f van die,
onder welke zij thans leven. ' B]< 33>
S 14- Hoe de eerfle Aziaten tot in het hart van
Afrika doorgedrongen zijn. Is zelfs niet onmogelijk
voor den hedendaagfchen Europeaan.
.
5 15- De vroege befchaving der Egijptenaren ftrijdt
niet tegen hunne afkomst uit Azië.
§ 16. Bewijzen voor den teruggang der befchaving
van fommige deeïen van het menfchelijk ge-
ilacht. Deze is niet ftrijdig met de volmaking
van het geheel.
S 17. Er is geene geboorteplaats van den eerflen
menfchenflam uittedenben, waar uit zich de
vroege befchaving der oudfle volken zoo wel
verklaren laat, als het westelijk gedeelte van
A z ië ..
s 18. Gevoelen van verfchillende oude Wijsgeren
en Dichters, wegens des menfchen oorfpron-
kelijken ftaat. Onder de nieuweren j . j.
Rousseau. Deze beweert echter niet de oor-
fpronkelijk viervoetige geftalte, gelijk meer,
malen gefleld wordt.
3&
38.
41.
45.
♦ *
47*
§ 19.