beenderen aan de binnenzijde geheel plat zijn,
en zonder eenige uitholling.
§ 4 i-
In evenredigheid van lengte der Ledematen
verfchilt geen aap zoo zeer van den mensch,
als de Orang foorten: dewijl, bij den Jocko,
de boven en beneden arm te zamen, tot de
dije en fchenkel te zamen, liaan als 17!: 14 ( 4 ) ,
en in het menfchelijk ligchaam daarentegen als
1 6 :2 4 ; het w e lk , vereenigd met de lengte des
ligchaams en de evenredigheid van het hoofd dezes
diers, ten gevolg heeft dat hetzelve, Hechts
zes hoofden lang zijnde, acht hoofden vademt,
terwijl de vadem van den mensch overeenkomt
met zijne geheele lengte ( 5 ) ; ook zijn deze
beenderen in de bovenfte ledematen niet minder
zwaar en llerk dan in de benedenlle (6 ) .
De fchenkel is langer dan de dije (7 ) . En
daar, in den mensch, de ronde band aan het
hoofd van dit been altijd aanwezig is , en Hechts
bij
(4) CAMPER, bl. 28.
(5) Aldaar, bl. 69.
(6) TYSON , fig. 5.
(7; CAMPER, bl. 69.
bij weinige apen gemist wordt, ontbreekt dezelve
in den Jocko beHendig (8). Het dije-
been heeft gemeenlijk geene kromming, even als
bij de apen in het gemeen; hoewel de S. fylva-
nus (fig. ia ) hier. in eene uitzondering maakt.
D e beide knobbels van dit been aan het knie-
gewricht zijn even lang (9). De handen van
den Jocko zijn f van zijne hoogte, en dus veel
langer dan zijn hoofd; in het menfchelijk ligchaam
bedragen dezelve der lengte, o f Haan
gelijk met het aangezigt. De voeten zijn omtrent
I , daar dezelve in den mensch naauwe-
lijks 5 van de hoogte hebben (10).
De voet gelijkt, in dezen aap, meer naar
eene hand , dan bij eenigen anderen ( 1
Overigens »komt, met betrekking tot de ledematen
, deze Orang overeen met het gene van
de apen gezegd is (aj).
§ 4 ^.
Indien men nu de betrekkelijke lengte van
den
(8 ) CAMPER, bl. 8 l.
(9) bl. 72.
(10) bl. 69.
CO bl. 36.
(2) Boven, § 29.