I4& oorspronkelijke stam van
verfchillende hoedanigheden1 van dein Ethiopiër
, ra et geen minder regt te mogen afleiden
uit het klimaat en de levenswijze, aan
wier invloed dit ras, eeuwen achter e en,
bloocgèfteld geweest is. Welk een onder-
fchejd nemen wij niet waar , in d'en ligeha-
melijken vorm van verfchillende individuën
in eene en dezelfde Europifche natie! Elk
befchaafd en geoefend mensch onder ons
draagt, hoewel in eene mindere mate en behoudens
de weinige uitzonderingen, de blijken
der befchaving in zijne houding en op zijn gelaat,
en onderfcheidt tevens, als met een’ op-
flag van het oog , het gemis van deze eigen-
fchappen in zijne landgenooten. De fporen
van uitfteekende geestvermogens niet alleen,
maar zelfs van eene uitgezóchte opvoeding
bij eenige opeenvolgende gedachteny zien wij
op den ligchamelijken vorm der kinderen overbrengen;
gelijk aan den anderen kant, niet-
tegenftaande alle aangewende zorgen van opvoeding,
niet zelden de afkomst van min be-
y fchaafde ouderen in het ligchaam der kinderen
\ kan bemerkt worden.
Wanneer nu een volk , federt duizende jaren,
blootgefteld geweest is aan -den invloed van eene
en dezelfde, niet zeer gunstige, , luchtftreek ;
met
B
HET MENSpHELÏJK GESLACHT. I47
met geene meerdere verftandsoefening begaafd,
dan tot de verkrijging der dierlijke behoeften
1 vereischt wordt, en voor deze alleen levende;
I I zoo is het naauwelijks mogelijk, of eene zooda- nige leefwijze moet op de ligchaams gedaante
eene zeer zigtbare uitwerking hebben.
Stellen w ij, onder de wijd en zijd over de
I aarde verfpreide ftammén, ons een geflacht
; voor, het welk zich geplaatst heeft in Afrika,
nadat, gedurende eene reeks van generatien,
| het geheugen der voormalige befchaving zich
geheel verloren heeft. Zoodra het kind de
: moederlijke borst verlaat, wordt het met raau-
we en harde fpijzen gevoed, tot welkers ver- 1
maling de kaken fterk tegen elkander gedrukt'
worden: de nog niet geheel vast gewordené
beenderen, bijzonder van de opperkaak, worden
daar door buiten waards uitgebogen; 4iet gehemelte
verlengt zich; de kaauwfpieren nemen,
gelijk de ligchaamsdeelen in het gemeen, door
; deze oefening in kracht en dikte toe; door de
' werking dezer fpieren, verkrijgt het achterfte
| gedeelte der onderkaak Ql fig* 3 ) eene meer-
* dere breedte, en worden de wand- en flaap-
beenderen m n') gladder; de jukbeenderen ik ')
s fteeken zijdewaards uit, gedeeltelijk door de
vorming der bovenkaak; grootendeels echter
K 2 is
I