54 OORSPRONKELIJKE STAM VAN
wij dan de onderfcheidene en tegenftrijdige ftel-
fels, uit deze befchouwing getrokken, moeten
toefchrijven.
§ 2 1 .
De voornaamfte, zoo niet de eerfte, welke
*s menfchen viervoetige geftalte uit den werk-
tuigelijken aanleg van zijn ligchaam trachtte
afteleiden, was de Payiaanfche Hoogleeraar
MOSCATi (8 ). Volgens zijn denkbeeld, is de
opgeregte houding, voor denmensch, niet dan
eene bron van ongeluk: want (om flechts
eenige zijner gronden optenoemen) wij zouden
1. vaster ftaan op vier, dan op twee voeten,
en, tot den ftand en beweging, minder
fpierkracht verfpillen. — Doch fchijnt de
Hoogleeraar niet voor oogen te houden
dat, juist tot dit oogmerk, aan den mensch
eene
(8 ) In eene Italiaanfche redevoering, over het wezenlijk
verfchil tusfehen het zamenftel der dieren en menfchen,
op het einde der vorige eeuw uitgekomen, ook
in het Hoogduitsch vertaald, Eene door blumenbach
{degen. hum. var. nat. S 5 0 aangehaalde Verhandeling
van onzen Landgenoot a . schrage, onder den titel van
Verhandeling over de Longtering, te vinden in Genees
Natuur- en Huishoudk. Jaarboeken, 3de deels ijle
ftu k , bl. 3 2 , fchijnt een dergelijk gevoelen te behelzen.
HET MENSCHELIJK GESLACHT. 55
eene grootere mate van fpierkracht voor
de onderfte, gelijk aan de dieren, voor
beide ledematen gegeven is, en dat wij
ook tot andere oogmerken, dan alleen tot
•ftaan, gefchapen zijn.
2. Het gebruik van onze vingeren moest dan,
wel is waar, verloren gaan, maar de
mensch zou , fchoon met paardehoeven
voorzien, door zijn verftand alleen, zich
tot de oefening der kunsten, kunnen bekwaam
maken. — Bij deze en andere
voorftellen, brengt de zeer geleerde en
fchrandere fchrijver ons in twijfel, o f hij
fchertzend o f ernftig fpreekt.
3. Door de opgeregte geftalte ftaan wij bloot
aan die uitzakkingen, welke onder den naam
van breuken bekend zijn. — Doch juist in
den mensch zijn de openingen, waardoor
het ingewand nederdalen kan, gefloten; bij
de apen in het gemeen minder, bij de overige
dieren geheel niet; en is deze onge-
fteldheid alleen aan eene tegennatuurlijke
levenswijze (in den uitgeftrekften zin namelijk)
toetefchrijven.
4. Brengt daarenboven de opgeregte ftand,
reeds vóór de geboorte, ons hoofd in wanorde:
dewijl de nederwaarts ligging van
D 4 dit