§ 19. Over gezag in de Natuurlijke Wetenfcfefp*
Het onderzoek omtrent het oorfpronkelijk
menfchengeflacht behoort hoofdzakelijk tot
de Natuurkunde en Gefchiedenis, en wordt»
door de Wijsgerige befchouwing van dezen
tijd, niet verder gebragt dan voorheen. . BI.
§ 20. Voordeel van de anatomifche, phijfiologifche
en pathologifche kennis van het menfchelijk
en dierlijk ligchaam.
§ 21. Zonderlinge denkbeelden van Prof. moscati;
door anderen reeds wederlegd.
§ 22. De mensch wordt flechts tnensch, volgens
scmelver en doornik.
g 23. Vervolg van dit onderwerp. Gefchiedenis
'van ’smenfchen ontwikkeling uit den dierlijken
ftaat. • •
5 24. Afrika, door schelver gehouden voor de al-
* gemeene geboorteplaats van het menfchen gedacht,
verbergt misfchien nog den natuur- o f
diermensch: welken de Neger gefield wordt
het naast bij te komen, als ftaande op den
laagüen trap der menschheid. De befchouwing
van het ligchamelijk geftel en der zielsvermogens
van dit menfchenras geeft geen
grond voor deze Helling. »
g 25. De mensch, volgens d oo rn ik , uit onder-
fcheidene Hammen gefproten. Waarom gemeenlijk
flechts ééne Ham aangenomen zij.
Zonder de Gefchiedenis der Schepping is onze
50*
63*
67.
ken»
kennis omtrent dit onderwerp geheel wankel. BI. 75.
5 26. Getal der oorfpronkelijke Hammen, door den
Heer doornik voorgefleld. Bedenkingen
daar tegen. . . . 81.
§ 27. De oorfpronkelijke mensch, als het naast bij
komende aan de Apen, den Orang outang en
den Neger, vereischt eene ontleedkundige be-
fchouwing en vergelijking van deze drie on-
derfcheidene wezens. . . 85.
§ 28. Ontleedkundige befchrijving van den Aap in
het gemeen; deszelfs geraamte, bijzonder de
roraP’ » L - 86.
§ 29. Ledematen van den Aap. . , 89.
5 3° . Zijn hoofd. . ■ . p It
§ 3 1 . Gelaatshoek. . , .
5 32. Voorflelling van het menfchelijk geraamte op
vier voeten flaande. , , . 1 0 0
5 33* Befchouwing van den Aap, gaande op zijne
achterfle ledematen. . . Ior>
§ 34. De Aap is nogtans geen geheel viervoetig
dier. Hij is zeer gefchikt tot zitten, en
bijzonder tpt klimmen. , # I0,
§ 35. Spiergeflel van den Aap, , . I04>
§ 36. Zijne ingewanden. , . Iog<
§ 37, Befchouwing van den Orang outang. Onder-
** 2 fchei*