beweging der vochten weder anders gewijzigd,
dan bij de koudbloedige*, de laatfle vinden
hunne minder zamengeflelde, min volmaakte
organifatie vergoed, door het vermogen van
lang te leven en de verlorene ligchaamsdeelen
te herftellen, enz. Laat nu in dit alles eene
trapsgewijze opklimming plaats hebben; de
mensch, fchoon aan het hoofd der dieren
ftaande, meer overeenkomflig zijn met den aap,
met den orang outang, dan met eenig ander
dier; de Neger o f Vuurlander aan dezen nader
bij komen, dan de Caucafifche fchoonheid;
zoo volgt daar uit nog geenszins, dat dit on-
befchaafde menfchenras voorheen op nog lage-
ren trap geflaan hebbe: en dit was nogtans
het gene moest bewezen worden. Dat, volgens
cook , de bewoners van van Diemensland
nog minder vernuft fchijnen te bezitten dan de
Vuurlanders (7) ; dat het niet onmogelijk is
elders dieren aantetreffen, die tusfchen den
mensch en den orang outang geplaatst zijn, o f het
ontdekken zelfs van gehaarde en, alleen door
fpraak, van het laatstgenoemde dier verfchillen-
de volken, door het gros der reizigers (m) ,
doet
Q ) DOORNIK, hl. 15.
('m) hl. 15 , noot 2.
'doet alles ter zake niets. Zoo lang er met
zekerheid geene dieren ontdekt z ijn , die , in
ligchamelijk geitel, den mensch nader bij komen
dan de orang outang, moeten w ij, ter
vergelijking, ons tot dit dier bepalen; doch
tusfchen dit dier en den laagst bekenden trap
der menschheid, is eene onoverfchreedbare grenslijn
gefield, gelijk uit de natuurkundige kennis
van beiden blijken moet. Tot zoo lang houden
wij het verfchilpunt onbellist, en zullen alvorens
de oorzaken onderzoeken, w e lk e , volgens
beide Schrijvers, aanleiding gaven om
den mensch uit zijnen dierlijken Haat te verheffen,
met de daaruit voortvloeiende gevolgen,
en daar mede gepaard gaande - omftandig-
heden.
§ 23*
„D e eerfle Haat van den mensch was enkel
natuurlijk, en, even gelijk elk ander dier, bepaald
tot den eentoonigen kring van een organisch,
zintuigelijk, gevoelend wezen.— Oorzaken,
in de natuur voorhanden ontwikkelden
zijnen aanleg. Daarna werd de mensch op
zich zelven opmerkzaam. Hij floeg zelf de
hand aan zijne volmaking, door de oorzaken,
in de natuur voorhanden, in hare uitwerkingen,