acht bovenfte ribben en de onderfte punt van
het fchouderblad gehecht, heeft, in plaats van
o , bij den aap ( S. fphinx en fijlvanus), ten
minste 20 hoofden, van welke de 7 bovenfte
afkomen van de dwarfche uitfteekfels der hals-
wervelen. Zij loopen uit in den geheelen achterrand
van het fchouderblad, vereenigd met de
fpier, die onder dit been ligt ( Subscapularis ) ,
en met de grootfte der ronde ( Teres major')»
Meer voorwaards ontfpringt, op de hoogte der
gda rib, uit den Serratus, met twee hoofden,
eene andere, in het menfchelijk ligchaam geheel
onbekende, fpier; welke fchuins opwaards gaat,
zich vereenigt met de twee achterfte driehoekige
halsfpieren ( Scalenus fecundus et tertius) ,
en aan den bovenften halswervel ingehecht wordt.
De Ruitvormige [pieren ( Rhomboidei j gaan,
bij den mensch, van de rugwervelen tot aan
den rand van het fchouderblad; bij den aap
verlengen zij zich nog daarenboven opwaarts,
om zich aan het achterhoofd inteplanten.
Eene meerdere uitgeftrektheid heeft ook de
Opligt er van het fchouderblad, als geplaatst
aan den bui ten waards uitfteekenden kam o f
doren van dit been; daar z ij, in het menfchelijk
ligchaam, niet verder dan tot op den hoek
van den bovenrand nederdaalt, en daarom ook
den
den naam draagt van Levator anguli fcapula.
De Driehoofdige of uit [rekkende [pier van
den arm (Triceps vel Anconeusj heeft in den
aap nog een vierde hoofd, het welk onder
het fchouderblad regthoekig zich vereenigt met
het verfmalde gedeelte van de breede rugfpier.
Zoo veel fterker als nu in het gemeen,
gelijk bij de andere dieren, de werktuigen
zijn, welke het hoofd en de armen onderfteu-
neri, en in beweging brengen; des te kleiner
zijn, ook in den aap, de fpieren der onderfte
ledematen. Dus .hebben de Kuit fpier en ( Gas-
trocnemius et Soleusj eene mindere fterkte.
De drie boven elkander liggende Bilfpieren
( Glutcei) zijn te zamen aanmerkelijk dunner;-:
ook fs, bij den aap (fijlvanus”) , de buitenfte niet
zoo veel dikker dan de twee andere, gelijk
zulks in het menfchelijk ligchaam plaats heeft;
zij is meer aan de tweede gelijk, of zelfs wel
dunner dan deze.
De tweehoofdige Dijefpier [Biceps femoris)
heeft Hechts één hoofd. Deze en de overige
buigfpieren van het fcheenbeen, hechten zich
aanmerkelijk lager beneden het kniegewricht
vast; het welk, met de vorm van het gewricht
zelf, oorzaak i s , waarom dit been met de
dije niet in eene regte lijn kan vallen.