fcheidene befchrijvingen en afbeeldingen
van dit dier. . • Dl* *1
S 40.
§ 44<
S 47-
Verfchillende foorten van Orangs aangewezen.
. . .
Welke van dezelve het meest met den
Mensch overeenkomen. De Afrikaanfche
Pongo, en de Jocko van Borneo ter vergelijking
gekozen.
Befchrijving van derzelver geraamte, en vergelijking
met dat van de Apen in het gemeen,
en met den Mensch. In het bijzonder
de romp. * •
Ledematen van den Orang.
, Hoofd van den Orang.
Gevolgtrekking tot de ligchaamshouding en
levenswijze van deze dierenfoort.
, Spieren van den Orang, bijzonder van den
Pongo.
Inwendige deelen van den Orang.
, Bijeentrekking der ligchamelijke veranderingen,
welke dit dier, bij zijne verheffing tot
mensch , zou moeten ondergaan. •
Vergelijking van den Neger met den Orang
en den befchaafden Mensch. Waarom tot
deze vergelijking de Neger gekozen wordt.
114.
120.
128.
133*
5 48. Befchrijving van denzelven door sommering.
De aanmerkingen van scheever omtrent
het ligchaamsgeftel des Negers zijn
zeer kort en oppervlakkig: weshalve wij
ons tot die van doornik bepalen. . 136.
§ 49. Befchouwing van het hoofd des Negers. 140.
§ 50. Vervolg. Werktuigen der zinnen. Kaakbeenderen.
. . . 141.
§ 51. De nadering van het hoofd van dit en andere
Menfchenrasfen tot dat der dieren is
geen blijk van dierlijken oorfprong. De
vorming van het hoofd hangt af van lucht-
ftreek en leefwijze. . . 145,
§ 52. Vooral, wanneer deze oorzaak op eene
reeks van gedachten blijft voortwerken. 149.
§ 53. Zelfs het geheele ligchamelijk geitel wordt
daar door veranderd. . . 150.
§ 54. Aanmerkingen omtrent den romp des Negers.
. . 152.
§ 55. Zijne ledematen. . . 154.
§ 56. Verfchil tusfchen mensch en dier met betrekking
tot het harige bekleedfel.. . 156,
$ 57. Wenkbraauwen, mond en lippen. . 157.
5 58. Buitenfporigheid in de voorttelingsdrift bij
den Aap, vruchtbaarheid enz. . 158.
11