h aa ld,‘ van dezelve gezegd hebben. Behalve
dat het boven mijne kracht is iets van belang
daar bij te voegen,was het mijn oogmerk Hechts
de zaken korcelijk uiteentezecten, en ook min-
kundigen op de gedachten te brengen, dat de
onmogelijkheid om den mensch uit Azië te la ten
a f komen, welke de Heer doornik meent
aangetoond te hebben (Jfj geene plaats heeft;
dat dit zelfs eene zeer vreemde uitdrukking
is omtrent onderftellingen in het gemeen,
en in het bijzonder, wanneer men fpreekt
van eenen, door groote en menigvuldige omwentelingen,
van elkander gefcheurden aardbodem
, en van de zoo vele eeuwen ver
verwijderde omftandigheden van deszelfs bevolking.
Ongetwijfeld fpreekt de Heer doornik
minder gewaagd, waar hij zegt ( c ) : „ In dien
wij hier op doordenken, dan verliest zich
onze geest in het oneindige der Namurgefchie-
denis; terwijl zulks tevens ons daarin beves-'
tig t, hoe weinig onze N atuurgefchiedenis kan
opleveren, om daar uit de gefchiedenis van
het menfchelijk gedacht optemaken , wanneer
wij
' (b) bl. 94.
Qc)bl. 141.
wij ons bij de s gefchiedenis der volken bepalen.
”
§ 18.
Wijsgeeren en dichters, welke tot de Mozai-
fche fchriften geenen toegang hadden, leidden de
gefchiedenis van. *s menfehen oorfpronk af uit de
oude fabelleer. AI het gene deze hen leerde omtrent
den trapsgewijzen voortgang dep befcha-
v in g , vonden zij door de gefchiedenis der onder-
fcheidene volken bevestigd. Hunne uitfpraak is
daarom ook onderling weinig verfchillende, en
fchetst Sn het gemeen; den mensch, even gelijk de
dieren, als door eene onbekende kracht gefcha-
pen, doch van deze, door zijne opregteligchaams-
geftalte en meerderheid van geestvermogens
aanmerkelijk onderfcheiden. c ic e r o , den oorfpronk
der befchaving aan den arbeid van een
o f ander groot en wijs man toekennende, laat
alvorens de menfehen, gelijk het‘ gedierte, in
de velden rondzwerven, en door ligchaams-
krachten alleen, zich ter levensonderhoud het
ruwe voedfel aanfehaffen ( 1 0 ) ; hunne geftalte
nogtans was oorfpronkelijk verheven en opge-
rigt ( i O-
—. SALQio)
De inventione, Lip. I. Art. 2.
Ci O Deus primum homines, humo excitatos, celfos
et