ben het meest plaats gehad bij volken, die, door
welke oorzaak o o k , aan hunnen geboortegrond
ongetrouw, zich van tijd tot tijd verplaatst heb-
ben, en het minst bij zoodanige volken, die,
door welke oorzaken ook, aan hunnen geboortegrond
getrouw gebleven zijn(V).” Hier uit kan
echter de vraag niet opgelost worden: Er wordt
immers gefproken van volken, menfchen derhalve
, die reeds den eerden trap van be-
fchaving beklommen hadden : ten zij men on-
derftellen wilde, dat de onderfcheidene dammen
van den diermensch zelven in gedaante en
aard verfcbilden, even gelijk zulks plaats heeft
tusfchen het Arabisch en Orkadisch paard, het
Europifche en Afrikaanfche zwijn en d. g. 1.
Ik weet w e l, dat een delfel op goede gronden
rusten kan, alfchoon het niet toereikende
is , ter verklaring van alle kleine omflandighe-
den; doch fchijnt het mij toe, dat de eerftc
oorzaak, welke den natuurmensch brengt tot
het verlaten van zijnen oorfpronkelijken daat,
mede onder de grondflagen behoort, waarop
het geheele delfel zich vestigen moet.
CO DOORKIK, bl. 151.
§ 27.
Het menfchelijk -gedacht wordt gedeld af-
komdig te zijn van een geheel dierlijk wezen.
Deze diermensch moet de meeste overeenkomst
gehad hebben, met het gedacht der
apen, en meer bijzonder met den orang outang:
aan den laatden grenzen het naast de volken,
bij welke de befchaving de minste vorderingen
gemaakt heeft; daande, onder dezelve, het
Ethiopifche ras op den laagden thans bekenden
trap der menschheid (ju).
Indien wij, gelijk zulks het oogmerk is van
beide de Schrijvers, door de Ontleedkunde, aan
dit onderwerp eenig licht zullen trachten bij-
tezetten; zoo moeten wij het menfchelijk
ligchaam befchóuwen, op deze beide trappen
van befchaving, en hetzelve tevens met dat van
den aap vergelijken.
Ter bevordering der klaarheid, is het mij
voorgekomen het meest gefchikt te zijn, een
weinig meer uitvoerig in vergelijking te brengen
den Europifchen mensch en de meest gewone
aapfoorten, als beiden, door ontleedkundig
( u) sci-ielver en doornik, op onderfcheidene plaatfen.