van ouds genoemde ziel o f het onfoffelijk begin
fe l? , , De mensch, zegt d o o r n ik , is , even
als ieder ander dier of plant, van de aarde
voortgebragt ( * ) . Van waar kwam," dus
befluit schelver zijne Verhandeling, „ die
onrijpe vrucht (embryo) der menfchelijke natuur
welke nog niet ontdekt i s ? " ( want de eigenlijke
natuur- of diermensch werd niet gevonden
j . „ Het antwoord is op de fiamtafel
der geheele levende fchepping te lezen, welke
tot aan het eerfle punctum faliens (het vrucht -
beginfel j van al het leven terugvoert. En dat
vruchtbeginfel? — ligt in de vormdrift van het
bewerktuigd Heelal £ organisch Univerfum) .
En van waar dit? — keer in u z e lf terug."
Aan de aarde, aan een organisch Univerfum
o f ander duister wezen heeft dan de mensch
zijne wording en bejlaan te danken l Zulk eene
ijskoude en duistere leer kon, reeds ten tijde
van sokrates en c ic e r o , het verftand en hart
niet bevredigen: of z i j , algemeen'geworden
zijnde, eenen fchadelijken invloed op de zedelijkheid
en het heil der maatfchappij zou kunnen
hebben, wilde ik niet gaarne voor mijne rekening
(*) doornik, bl. 147.
ning beproeven: dit echter houde ik voor gewis,
dat alles, wat aanleiding geven kan tot
twijfeling aangaande het befiaan en het oneindig
vermogen van een Schepper en Befluur-
der van het Heelal, van de onf erfelijkheid
der ziel en het verhevene van hare befem-
ming, den mensch zijnen eenigfen feu n ontrukken
en gevolgelijk zijn geluk verminderen
moet.
Een f e l f e l, waaruit der gelijke gevolgtrekkingen
zich laten afleiden, heeft als zoodanig
reeds het vermoeden van onwaar-
fchijnlijkheid tegen z ic h : of hetzelve desniettegenfiaande
op goede gronden rust, en
over het geheel genomen waar i s , verdient
onderzocht te worden; en dit onderzoek is het
oogmerk van deze verhandeling.
’ S menfchen oorfpronkelijken fa a t natuur-
en gefchiedkundig, beiden in eenen ruimeren
z in , ook daar waar het noodig mag geoordeeld
worden, wijsgerig te ontwikkelen, en
bij dit alles naauwkeurigheid en volledigheid,
in acht te nemen', dit vereischt eenen uitge-
breiden fchat van kundigheden van onderfchei-
denen aard, welke ik niet bezit: waarom men
ook eene zoodanige onderneming hier niet te
wach