§ ¥ .
Min beftendig is over het gemeen het za-
menftel der ingewanden; zoo dat, in dit op-
zigt, de eene foort van de andere wel eens
verfchilt. Dus zijn de lappen van de Lever
onderfcheiden in getal bij fommigen , en bij
verre de meeste , door dieper ingefnedene
groeven, meer van malkander afgezonderd (2).
Bij meest alle apen (trekt zich dit ingewand mede
over de linker zijde aanmerkelijk uit (3 ) . Van
de Nieren is, gelijk bij de zoogdieren in het
gemeen, de regter hooger ( meer naar het middelrif)
gelegen, dan de linker; het welk bij
den mensch omgekeerd gevonden, en aan de
drukking der hangende lever toegefchreven
wordt (4 ) .
On-
(2 } cuvier, /. c. torn. 4. p. 10.
( 3 ) camper, Orang outang; %de Hoofdfl. bl. 55.
daubenton, in de anatomifche befchrijving van onder-
fcheidene apen, in buffons Hist. Natur. tom. 14.
(4 ) cuviER (/. c. tom. 5. p . 224) fpreekt te algemeen
met te zeggen: Au contraire de ceux ( des reins') de
l'homme, c'est le droit qui est toujours le plus avancé,
bij de zoogdieren namelijk. Onder 13 apen, door daubenton
ontleed, namelijk de Magot, Mandril, Macac-
que, Patas, Malbrouck, Mqne, Talapoin, CoaitaSa-
jou, Pinche, Gibbon, Maimon, Mangabeij, maken de
diie
Onder de apen hebben alleen de Gibbon en de
Orangs, even als de mensch, aan den blinden darm
het kleine fformsgewijze aanhangfel (5)* 0 °k
bij deze foort alleen, is het Hartzak je aan het
middelrif geheel vastgehecht (6j% Niettegen**
(taande vele afbeeldingen met uitgerekte huiden,
zijn bij alle apen, de Testiculi nader bij
den buik, op de hoogte van e fig. 12 , geplaatst.
Dewijl het zitbeen g ) , wegens de min
gekromde lendenen en het regdijnig bekken,
aanmerkelijk meer voorwaards treedt, dan in
den mensch; zoo zoude eene lagere plaatling
dier deelen deze dieren in het zitten zeer belemmeren
(7 ) . De Koker van het buikvlies,
welke in den (laat van vrucht, aan deze
deedrie
laatstgenoemde eene uitzondering en is , in de Mart-
kma, de hoogte van beide nieren gelijk: Zie buffon,
Hist. Natur. tom. 14 , bij de onderfcheidene foorten.
Ook TYSON vond,in zijnen Orang outang, dezelfde ge-
fteldheid als bij den mensch, en haalt, met betrekking tot
andere apen, de waarnemingen aan van drelincourt,
die de linker, en van de Parijfche Ontleedkundigen , die
de regter nier hooger gevonden hadden: l. c. bl. 39.
f5 ) buffon tom. 14, Art. Gibbpn. tyson l. c. p . 33
en fig. 6. O O. camper, /. c. bl. 55, 59, en p l. 5 , fig«
9, U V W X. cuviER, /. c. tom. 3, p. 465*
(6 ) TYSON, ibid. p. 49. CUVIER, ibid. tom. 4. p. 198,
( 7 ) CAMrER, t, a .p l. bl. 37. en pl. 5 fig. 1 1 , C D.