
felen , welke, ons by voorb, doen zien, dat bv
blondhairige menfchen, alles voor t overige ge.
lij'k gefield zijnde, de Kinderpokken en dierge-
lyke Uitflagziekten gemakkelyker uitbotten, uit
hoofde dat hun celaehtig weefzel tederder en gedweeër
i s : dat zwarthairige Menfchen integendeel
meest al een drooger geitel hebben 1 en een
zwartgallig 'temperament J zoo dat men al over
lang heeft waargenomen, dat in de Tucht - en
Bolhuizen voor ’t groötlte gedeelte Mén^hen gevonden
worden , wélke zwart hair hebben.
§• 52-
Vmnaamt naUontiale verfchiidtnheden
dtr 'hoofdhairen.
Over ’t algemeen fehijnt meh'hèt riatiÓDaa! ver-
fchil der hairen tot vief hGofdverfêTmidenheden te
tnoetfcn brengen:
I. Zwartachtig of bruin hairl f Fiv tetidré), in
het laatlte geval in geel, in het eerfté in zwart
overgaande. Zoodaanig hair is zacht, langi èh
golvend gebruld : gemeen by de Éüropeaanfche
Volden; wel eer inzonderheid beroemd by ;dè
oude Duitfchers ( r ) . ,
2. Zwart,
Co nil ti g de- habitus cerporufn Gêrinatiicorum dntiqtii
& mvi caüsfis bl. 15. - ;ï
2. Zwart, ftroef, rechtneêrhangend, en
ijl t hoedaanig dat der Mongolifche Volken en
Americaanen gemeenlijk is.
3. Zwart , 5 zachter , gekruld % dik, etf
overvloedig : gelijk de bewooners der meeste Ei»
landen van de Stille Zee hebben.
4. Zwart én gekroesd , gemeenlijk by fchaa-
penwol vergeleken wordende^ aan de Aèthiopiërs
eigen.
Zulk eene verdeeling kan men over ’t algemeen
maaken , en ze kan nuttig zijn. Doch das
±e evenmin door de Natuur zélve zoo bepaald isr-
Éls de andere verdeelingen van het Menfchelijk
Gedacht in natkmaale verfcheidenheden , behoef
ïk thans by na niet meer te zeggen. Want out
zulks , fehoon het onnoodig , echter met hec
een of ander bewijs te ftaaven v zoo is noch de
gekroesdlieid aan het hair der Aethropiërs , noch
de zwartheid aan dat der drié laatstgenoemde verfcheidenheden
gemeen , en by uitduiting eigen-
Immcts'er zijn Aethioprfche dammen welke lang
D neerhangend hak hebben O ) ; en er zijn integendeel
a - ( i s ) ' Vergèlip bjr voorbï over hét Volk van Galla
B ru'ce Bèijk 'mch dm Qfaelfon "dê: Mfils II. D'.bl. 214.
Over de Inwooners van het Koningrijk Bornu, fp#
tysdings of the- African mjociation bl. 201-,