
"van den tijd der 'manbaarheid by verfchillende Vol-
leen in aanmerking, welke zekerlijk in zoo verre
tot de nationaale geftalte iets toebrengt, dat z y ,
welke het langst in den Raat blyven, wanneer zy
nog niet manbaar zijn, door dié ‘Ingetogenheid,
( ’t geen Ca e fat al over lang van de oude^Ger-
maanen heeft aangetekend) hunne geftalte doen
nitgroeijen; daar in tegendeel de fcherpzinnigfte
Schryvers, onder zeer verfchillende en verre van
elkander afgelegen luchtftreeken, eenftemmig hebben
waargenomen, dat eene al te vroege byflaap
aan den wasdom van Jt lighaam en deszelfs ryzige
geftalte nadeelig is (c),
De Volken behouden verder hunne eigen geftalte,
indien zy zich volftrekt met geene vreemdelingen
vermengen: gelijk aan den anderen kant
de nationaale geftalte allengs na verloop van eeni-
ge gedachten veranderd wordt, na dat zy zich
met andere .natiën van eene andere geftalte vet-»
mengd hebben (d).
Dat eene erffelyke gefteldheid eindelijk een
groot
(c) VeYgelijk by voorb., onder anderen , over de Kam*
fchatdalen Behm in C o o k ’s Voyage to the northern hemisphere
III. D. bl. 372.
Over de Otàbelten Cook in H aw kesw or th ’s '0$*
lection II. D. bl. 187*
% Over de Sumatranen Marsden bl. 41.
t 00 Maupertius venus phyfique bl. 131,
groot vermogen heeft op tic geftahe vap het na-
kroost, leereti dé onlooChenbaaré voorbeelden vaü
geheele familieb, welke, of door èene zeer ryzige *
of zeer korte geftalte, opmerkelijk zijn*
§.
jFdbeïachtige verfcheidtnhederi de$
menfcMyhen gejlaefttsï
Oneindig is het getaj vertellingen, wëlke vaö
Nero d o t U s tyden af Uit, verfchillende Schry vers
gehaald, voornaamelijk A r ifte t ts , Ctefras en
M eg a fthen e s, de waereldbefchr-yvers ons verhaald
hebben van volken van eene geheel ihonfter-
achtige gedaante: zoodaanige zijn by voorb. de Ari-
maspen, welke maar één oog \ de Cynamolgen j
welke hondskoppen ; dc Monos celen, Welke maat
één been hebben; de boschmenfchen by I na a u nj
met omgekeerde voeten; enz. (e)»
Dan het komt hief niet te pas öns daar mede
langer op te houden; fchoon het anders niet öti-
nut of onvermaakelijk zijn zoude eens te oftderzoe*
ken, wat tot zulke yerzinningen aanleiding gegeven
hebbe ; want ten opzichte van deeze mensch-
kundige befchQuwing is ook waar, ’t geen van ’t
överi*
(*) Vergelijk Jo. Aïb. F a b r id u s Disf. de hoüiinitru»
ttUi nojlri M i s enz . Hamb. 172 1 . 4*0*
I