
!M3aF na dat, fedeit uwe, dnejaarigïi
Zeetocht, Hoog Welgeb. Heer, de bcoe&
fenaaren der Natuurlyke Hiflorie en Mensch-
kunde ■ ecnë naauwkeuriger kennis gekregen
hadden der Volken , welke over de Eilanden
der. Zuidzee wijd en zijd verfpreid zijn,
-bleek het ligtelijk dat men die JLinneaanfche
verdeeling van het menfchelijk gedacht niet
meer gebruiken konde; waarom ik dan ode
geenszins geaarzeld heb, na zoo veele . anderen
* in dit werkje , voor zoo veel dit fluk
betreft , van dien grooten Man af te wyken,
en dë verfcheidenheden der menfehen veel eer
te fchikken , zoo als ze waarlijk in de Natuur
gelegen zijn ^ en zoor als, ze ons voornaamelijk
door uwe fchranderheid en zeer
naauwkeurige wa.arneemingen bekend zijn geworden.
Ik heb het zelfs daar en boven voor de
beoéffenaaren. der Dierkunde* nuttig en noodig
geoordeeld , in -t algemeen hetdSyfterna van
Li nnens ,;: 5t welk de Zoogdieren naar het
maakfel der tanden rangfehifct y > en voor dien
t ijd , waar in h y het u itg a f, gefchikt genoeg
was , maar heden, na dat er zoo veek
Ie en zoo gelïeel ïiieuwe foörten van dien Rang
ontdekt zijn, geheel kreupel g*iaty’ en aan-
merkelyke uitzonderingen onderworpen is ,
gantfehebjk te -laaten vaaren, en in plaatfe
van dat kunstmaatig, een natuutlyker, en uit
de geheele gedaante der Zoogdieren opgemaakfe
'Syllema , te lellen.
Want flhbon ik geenszins het gevoelen
hun bëh^èogedaan, 'welke Voornaamelijk
•nog -wéinigen ‘tijd gêledeh, in de fpeelingeti
van ‘Mui Vernuft over , ik weet niét welke ,
?trapwyze;'b|)vdlgin^ der Natuur, ' gëlijk zy
'he-t; nöemdén , ‘Zulk een behaagen fchepten ,
*ftmt 'zy-dëwijsheid van dén Schepper en do
rvölmaakthéicl’der fcheppinge daar in zochten,
tdat dé Natuüi<, -gelijk zy zeiden , geen' fprdng
-maaifctê', maar dat het ge-fchapene in de, drie
rHyken der Natuur , wat desZelFs uitwendig
cJiiaakfel b et rof z i ch önderling opvolgde ge*
„lijk *dc‘fpörteri -in een ladder, of de fciiakels
- in i- een > keten: {daar -let hun integendeel, " wet-
-skië ’ de zaak onbevooföordeèld eh ernïHg overwegen
, tigtelijk blijkt, dat ér:niet alleen aah
*êm efefien kant -in het Dierenrijk geheele ^ais-
«g*»n zijn , -gelijk die der Vogelen, b f géflach