
¥4*
|eer de oorzaak heb willen betëkëneri, als wel
*en zeker onafgebroken * en zickzelveh altoos ge-
^ijk blyvénd ukwëikfel, van achteren , gelijk'
^nen zegt, uit de beflendigheid zelve , en de
algemeenheid der verfchijnfelen getrokken ; byna
op dezelfde Wyze, als wy ©hs bedienen van den
naam van aantrekking of zwaarte, om éenig ver?
mogen aa-n te diiiden , wieDs oorzaaken evenwel ia
fene dikke duiflernis begraven liggen,
Gelijk dan andere levenskrachten , indien de-
xelve door voor hun beftemdé en gëfchikte prikkelingen
worden Opgewekt, in werking gebracht
worden en gereed ora te rug te werken; t zoo
wordt ook de Vormdrift gaande gemaakt door ’zoo-
daanige prikkelingen , als mét dezelve overeenkomen,
gëlijk by voorb. de warmte j welke by
het uitbroeijen van eijeren plaats moet hebben *
fnz.
Dan daar de andere levenskrachten , gelijk
het famentrekkings - vermogen , de fpierkracht ,
enz. zich niet openbaaren, ten zy door beween
ging j zoo maakt deeze integendeel Waar van wy
hier handelen:, zich kennelijk,1 door aan de ftof-
fe haaren wasdom en bepaaldèn vorm te geeven*
waar door het dan Pok gebeurt, dat elke Plant*
en elk Dier dezelfde gedaante , welke zy hadden,
op hun kroost yoortplanten (;het zy dat
?ulks onmiddelijk gefchiede, of van trap tot trap
en»,
en met eene langfaam elkander opvolgende byvoe-
ging en verwisfeling, dpor eene geheele her-
fchepping ).
De Vormdrift kan nu voornaamelijk op drie-
ërley wyze van de voor haar beftemde richtingen,
regel afwyken. En wel voor eerst, door de
wanfehapen vorming ; voorts door het vóórtbrengen
van tweeflachtigê wezens, uit eene vermenging
van het teelvocht van verfchillcnde Soorten; eindelijk
door de verbastering in de eigenlijk zoo genaamde
veffcheidenbeden,
De wanfehapen vorming; waardoor een geheel
gèbrekkig en wariftaltig tegennatuurlijk maak-
fel aan de bewerktuigde lighaamen wordt medegedeeld,
het zy zulks gefchiede door eene verftoo-
ring, en als het ware eene dwaaling der Vormdrift
, het zy pok op eene toevallige wyze , al?
door eene uitwendige drukking enz,, gaat ons
voor ’t tegenwoordige niet aan.
Even min behoort het thans tot ons bedek
om te fpreeken van de tweeflachtige Dieren, uit
eene vermenging van het teelvocht van onder-*
fcheiden Soorten gebooren, dewijl ingevolge vaa
eene zeer wyze < Natuurwet, ( welke naamelijk
voor eene oneindige verwarring der eïgenaartigc
Yormen zorgt) , zóodaanige tweeflachtige Diê-
je a , inzonderheid in het D ie r en - r ijk b y n a
H 4 nooit